‘Niemand wist waarom, maar ze deden wat hen was opgedragen’


Ella, Zarah en Tom vertellen het verhaal van Ria Schifflers
Hollandia KattenburgAmsterdam-Noord

Ella, Zarah en Tom van de Montessorischool uit de Azaleastraat worden bij de deur al opgewacht door de 80-jarige Ria Schifflers. Ze stelt de kinderen voor aan haar zwart-witte konijn ‘Moppie’ en waarschuwt dat het beestje aan de veters van hun schoenen kan knabbelen. Daarna vertelt ze hen over haar eigen oorlogstijd in Noord, maar haar verhaal gaat vooral over het drama dat zich afspeelde in de fabriek Hollandia Kattenburg.

Waarom weet u zo veel over Hollandia Kattenburg?
‘Na de oorlog werkte ik in de stad, tot een vriendin mij wees op de Hollandia Kattenburg fabriek in Noord, die dichterbij mijn huis was. Toen ik daar ging werken, hoorde ik de geschiedenis van de fabriek en ben ik mij er verder in gaan verdiepen.’

Wat gebeurde er tijdens de oorlog in deze fabriek?
‘Hollandia Kattenburg was een Joods bedrijf waar regenkleding werd genaaid. De Joodse directeur vond dat de fabriek ook tijdens de bezetting moest blijven draaien. De vierhonderd Joden die er werkten kregen daarom een zogeheten SPER in hun persoonsbewijs. Met zo’n SPER hoefden ze niet naar Duitsland. Tijdens de oorlog kregen de directeuren van de fabriek de opdracht om Duitse legerkleding te maken. Ze gingen ermee akkoord omdat ze bang waren dat anders de Joodse medewerkers alsnog op transport werden gezet. Dat ging een jaar goed.’

Mochten de Joden er blijven werken?
‘Nee. Eind 1942 kregen de Joodse medewerkers te horen dat ze hun persoonsbewijs en trouwboekje moesten inleveren. Niemand wist waarom, maar ze deden wat hen was opgedragen. Na drie weken kreeg iedereen zijn bewijzen weer terug. Twee weken lang gebeurde er niks. Tot op 11 november 1942 zeven legerwagens van de Grune Polizei de Valkenwegpont op reden. Militairen omsingelden de fabriek. Willie Lages, hoofdagent van Amsterdam, ging naar binnen en gebood de Joodse medewerkers aan de ene kant van de fabriek te staan en de niet-Joodse medewerkers aan de andere kant. De Joden zouden meegaan op transport. Ze kwamen nog in opstand, maar wat konden ze beginnen tegen al die soldaten? Het was vreselijk. Een meisje dat samen met haar Joodse vader in de fabriek werkte, werd van hem gescheiden. Want je bent alleen Joods als je moeder dat is, dus zij mocht bij de niet-Joden staan. Het meisje schreeuwde dat haar vader naar haar kant moest komen. Maar hij werd meegenomen en ergens in een kamertje zo toegetakeld dat hij niet meer herkenbaar was.’

Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892