‘Na de oorlog hebben we mijn zus nog lang geplaagd’


Mara, Jonas en Amelie vertellen het verhaal van Thea Koning-Mittelmeijer
Jacob van Wassenaar Obdamstraat 14De Baarsjes

Oren en ogen tekort kwamen Mara, Jonas en Amelie van basisschool de Meidoorn in de gezellige woonkamer van Thea Koning. De vele zelfgemaakte schilderijen en andere kunstwerkjes maakten indruk. Van de vitrinekast met zelfbeschilderde eieren waren ze ondersteboven. En toen was het tijd voor warme chocolademelk en koekjes en een prettig gesprek over een pittig onderwerp.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘We hoorden het op de radio en lazen het in de krant, want televisie was er nog niet. In het begin merkten we er niet veel van, maar na een week wel. Dan hoorde je het afweergeschut van de Duitsers knallen, dat vanaf de grond de vliegtuigen met Canadezen neer probeerde te schieten. En het luchtalarm dat afging. De bovenburen kwamen dan bij ons beneden in de hal schuilen. Mijn oudere zus nam altijd haar trouwjurk mee, want daar hadden we allemaal veel werk aan gehad. Achteraf grappig dat ze daar zat met die jurk. We hebben haar na de oorlog er nog veel mee geplaagd. Ook herinner ik me dat er bij de Blauwburgwal in het centrum, waar ik werkte, een bom was gevallen.’

Kon u wel gewoon naar school?
‘Ik zat eerst op de Sint Janschool, tegenover jullie school, en in die tijd werd je niet getest op wat je kon of wilde worden. Ik wist het niet en op mijn zestiende, net toen de oorlog begon, ben ik op kantoor gaan werken, elke dag van half negen tot half zes. ’s Avonds tot tien uur ging ik dan nog naar de middelbare handelschool. Dat kon in oorlogstijd. We hebben het met ons gezin, we waren met z’n achten en ik was de een-na-jongste, allemaal overleefd. Toen mijn vader, die bij de trein werkte, met zijn collega’s besloot te staken uit protest tegen het weghalen van de Joden, moesten we onderduiken. Dat deden we bij mijn al getrouwde zus, aan de Marnixkade. We zaten daar veilig, omdat haar man Duitser was en er dus een Duitse naam op de deur stond.’

Hebben jullie honger gehad?
‘In de loop van de oorlog was er steeds minder eten. De Duitsers pikten alles in. Eten ging toen op de bon. Twee sneetjes brood kreeg ik, waarvan ik er een aan mijn broer gaf, omdat die wel heel erg mager was. Die noemden ze Buchenwaldje, naar het kamp Buchenwald. Er waren ook suikerbieten, maar dat was vies. Gelukkig werden we in 1945, toen we inmiddels al weer thuis woonden, bevrijd. We hebben gedanst daar op het plein voor de kerk, schuin tegenover jullie school. Ik vraag me nog steeds af waar de uitgehongerde mensen de energie vandaan haalden. Maar we waren zo blij, dan vergeet je dat kennelijk. Her eerste brood dat ik at, gemaakt met eten uit de voedselpakketten die uit de vliegtuigen werden gegooid, smaakte me als een gebakje!’

Was u boos op de Duitsers?
‘Ja, dat was iedereen. Maar ik bleef dat niet lang na de oorlog, sommige mensen wel. Veel Duitse soldaten wilden ook geen oorlog. Die werden maar gestuurd.’

            

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892