‘Mijn buurvrouw zei: zullen wij samen een geheimpje hebben?’


Nidal, Cenna en Nilah vertellen het verhaal van Leo Jacobs
Noorder Amstellaan (nu Churchilllaan) 87 hsDe Rivierenbuurt

Op blote voeten doet meneer Leo Jacobs de deur open voor Nidal, Cenna en Nilah van basisschool Oscar Carré. Aan de eettafel krijgen de kinderen paasstol met poedersuiker. Leo Jacobs was vijf jaar oud toen de oorlog begon, maar kan zich nog veel herinneren.

Hoe wist u dat er oorlog was?
‘Het is mijn oudste herinnering. Wij woonden toen aan de Noorder Amstellaan, wat nu de Churchill-laan heet. Er was een enorme paniek op straat. Mensen riepen tegen elkaar, in de verte hoorde ik dof gebonk. Ik was vijf en begreep niet wat er aan de hand was. Later bleek dat dat gebonk het bombardement op Schiphol was. Het zei mij toen niet zoveel. We gingen daarna gewoon ontbijten. Eind 1940 verhuisden we naar Heemstede, omdat mijn vader wel doorhad dat het een moeilijke tijd zou worden, zeker in Amsterdam. Mijn vader is van 1884 en had ook al de Eerste Wereldoorlog meegemaakt.’

Hebben jullie illegale dingen gedaan?
‘Mijn ouders hadden een onderduiker in huis, maar ik begreep helemaal niet wat dat was. Ik dacht, die komt gewoon langs om mijn moeder te helpen of zo. Ik herinner mij wel dat je nergens over mocht praten. Er was namelijk veel verraad. Mijn buurvrouw nam mij eens apart, toen ik een jaar of acht was, en zei: ‘Zullen wij samen een geheimpje hebben?’ en ‘Wil jij iets voor mij doen?’ En toen gaf zij mij papiertjes mee, die ik in de brievenbussen moest stoppen. Maar ik mocht tegen niemand iets zeggen. Ik heb pas later begrepen dat dat de illegale krant Trouw was. Toen mijn moeder hier veel later achterkwam, ontplofte ze. We hadden onderduikers in huis, dus als ik door de moffen gepakt was, waren ze op onderzoek uitgegaan en had dit veel ellende opgeleverd. Soms werden ook huizen waar onderduikers zaten platgebrand.’

Wat at u in de oorlog?
‘Hele vieze dingen. Tulpenbollen waren het ergste. Suikerbieten waren iets minder erg. Er was ook regeringsbrood, dat was niet zoals je tegenwoordig vers brood hebt. Er zat allemaal troep in. Er kwamen ook mensen aan de deur om te bedelen. Ik wilde ze wat geven, maar dan zei mijn moeder: ‘Jij gaat zelf al met honger naar bed.’ En dat was ook zo. Het was ook ontzettend koud. Mijn vader maakte zelf een noodkacheltje, waarmee je met heel weinig hout kon koken. Handig, want er was geen gas en ook geen stroom meer. Later werd hout bemachtigen ook lastig, want alle bomen in de straat werden gekapt. Fietsen waren er ook niet meer, die werden gevorderd. Mijn ouders liepen daarom helemaal naar het dorpje Schagen om eten te halen. Je kon dan spullen zoals tafelzilver ruilen voor voedsel. Formeel mocht dat niet van de Duitsers, dus je moest nog oppassen ook. In de oorlog was alles schaars. Weten jullie wat ‘bukshag’ is? ‘Shag’, dat is dus losse tabak. In de oorlog raakte de tabak op en dan gingen mensen peuken verzamelen. Om dat te doen moest je bukken, dus dat noemden de mensen ‘bukshag’.’

Ging u naar school?
‘Ja, totdat die dicht ging wegens gebrek aan brandstof. Dat zal in 1944 geweest zijn. Op school deden wij geregeld oefeningen voor als er gebombardeerd zou worden. Dan moesten we onder de banken liggen. Als je er nu over nadenkt, dan had dat niet echt nut gehad. Als er een luchtalarm was, moesten wij zo snel mogelijk naar buiten. Dat vonden wij wel leuk, want daarna mochten wij naar huis.
Mijn broer Fred, die negen jaar ouder was, moest eigenlijk niet naar school maar naar Duitsland om daar te werken. Arbeitseinsatz heette dat. Dat wilden hij en mijn vader natuurlijk niet. Boven in ons huis had mijn vader daarom een schuilplek gemaakt. Je kon niet zien dat daar iets zat. Hij kon zich daar verstoppen, maar er is in Heemstede – voor zover ik mij kan herinneren – nooit een razzia geweest.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892