‘Met de hele familie scholen we in het toilethok’


Gamal, Pieter, Jules en Isasiah vertellen het verhaal van Carel Prinsen
Kettingstraat 17 Eindhoven

Carel Prinsen woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog met zijn ouders, vijf zussen en twee broers in Eindhoven, om de hoek van de school van Gamal, Pieter, Jules en Isasiah. Het huis aan de Kettingstraat 17, inmiddels gesloopt, was in erg slechte staat. Als het geregend had waren de muren kletsnat en als het vroor stonden er ijsbloemen op het behang. Met limonade en chocoladerepen stellen de leerlingen van De Hasselbraam hun vragen aan tafel bij Carel Prinsen, vijf jaar toen de oorlog uitbrak.

Kende u Joodse mensen?
‘Ja, best veel. Zo woonde er een Joodse familie in het onderhuis aan de Roggestraat, bij slager Beekmans. Ze zijn gaan onderduiken bij een kleermaker, op de hoek van de Rochus- en  Kettingstraat. Niemand wist dat ze daar ondergedoken zaten. Ik had in de buurt ook een vriendje, maar tijdens de oorlog mocht ik niet bij hem binnenspelen en ik wist niet waarom.
Toen we werden bevrijd, en de Amerikanen door de Rochusstraat gingen, werd er opeens een raam geopend. Er werd hard gejubeld en een hele grote Nederlandse vlag buiten opgehangen. De onderduikers hadden het allemaal overleefd!
Op nummer 18, in een bovenwoning, woonde een ander Joods vriendje van me. Hij zat op dezelfde school, in een andere klas en is daar op een dag weggehaald. Samen met zijn familie is hij weggevoerd. Ik weet nog goed dat we bij thuiskomst hun spullen – een kastje, bedden, beddengoed – zomaar op straat zagen staan. Het werd door de gemeente met paard en wagen opgehaald. Later heb ik bij het CIDI, een documentatiecentrum, nagevraagd en gehoord dat hij de oorlog heeft overleefd.’

Bent u ook wel eens Duitsers tegengekomen in de oorlog?
‘Ik had als jonge jongen de taak om de konijnen, die we met Kerst opaten, te verzorgen. Ik plukte stiekem gras – dat was verboden – aan de Sint Jorislaan, en soms in het stadswandelpark. Bij de boeren haalde ik stro voor de hokken. Aan de Geldropseweg had je toen drie hele grote boerderijen, waar ik voor een dubbeltje (dat is tien cent) stro kocht. Een keer liep ik met vriendjes terug door de wei. We waren een beetje aan het vechten met dat hooi. Stond daar opeens een Duitser voor ons en er kwamen vier mannen van de Grüne Polizei met getrokken geweer met bajonet, een soort mes dat je op een vuurwapen kunt zetten,  op ons af. “Was müssen sie hier?” schreeuwden ze. We waren doodsbang. Ik heb het thuis niet durven vertellen, dan zou ik op m’n kop gekregen hebben.’

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
‘Dat was het bombardement op 19 september 1944. We gingen naar de Engelse soldaten kijken. Bij de Sint Jorislaan, tegenover de pastorie, stonden hun auto’s. Opeens riepen ze: “Go home! Go home!” Er kwamen Duitse vliegtuigen over, er werden lichtkogels afgeschoten. We renden meteen naar huis, behalve één jongen uit de straat. Hij hield zich schuil tegen de muur bij de pastorie. Hij is door een scherf in zijn hoofd geraakt en omgekomen. Ondertussen zat ik met de hele familie in het toilethok dat achter in onze tuin stond. Achteraf gezien was dat helemaal niet veilig, want de bommen vielen ook daar. De kruitdampen van toen ruik ik nog steeds. Het hele huis rook ernaar. Mijn zus haalde steeds natte lappen om tegen onze mond aan te houden. Dat alles heeft heel veel indruk op me gemaakt.’

Heeft u ook leuke dingen meegemaakt?
‘De bevrijding was heel leuk! Dat was een hele opluchting. Er was weer wat te eten en er was ook voedsel dat we niet kenden. Ik weet nog dat er een mannetje bij ons door de straat ging die keihard riep: “Bananen! Sinaasappelen!” Dat was het nieuwste dat er was. Ik had het nog nooit gegeten.’

                        

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892