‘In angstige tijden kruip je bij elkaar’


Gioia, Jody, Indy vertellen het verhaal van Charlotte de Jongh-Verlinden, geboren in 1936 Purwakarta, West Java
PurwakartaAmsterdam-Noord

Gioia, Jody, Indy van de middelbare school Vox-klassen interviewen Charlotte de Jongh-Verlinden in het Tolhuis in Noord, vlakbij hun school. Dit is een prachtig, statig café dat speciaal voor het interview open is. De leerlingen hadden zo alle aandacht voor het gesprek. Het was een hele bijzondere, warme ontmoeting.

Vindt u het moeilijk om over vroeger te vertellen?
‘De eerste jaren stop je dat weg omdat je nog teveel te doen hebt. Je gaat naar school, je trouwt, je krijgt kinderen en dan vlucht je hier naartoe en moet je je ineens aanpassen. We hadden één geluk, we spraken al Nederlands. We zijn natuurlijk al die tijd een Nederlandse kolonie geweest, die vanuit Den Haag werd geregeerd. De scholen op West-Java zijn Nederlands, we hadden ook gewoon Nederlandse wetten. Maar het is wel zo dat de Nederlandse regering daar de bezetter was van de oorspronkelijke bewoners. En in elke samenleving heb je klassenverschillen, maar die heb je daar zeer zeker. De oorspronkelijke bewoners mochten bijvoorbeeld niet bij ons op school komen. Omdat ik een nazaat ben van een halve Europeaan, had ik een hogere positie dan de oorspronkelijke bewoners. Denk maar niet dat de vluchtingen uit Syrië iets van nu is, het herhaalt zich voortdurend. Wij waren net zo goed politieke vluchtelingen. Nu ben ik blij dat ik het aan jullie kan vertellen.’

Hoe kijkt u terug op uw jeugd?
‘Ik had een hele fijne jeugd. Ik kom uit een groot gezin, eerst drie jongens, dan drie meisjes van wie ik de jongste ben, en daarna weer drie broertjes. Ik groeide op in de buitengebieden op Java. Mijn ouders hadden een gemengd boerenbedrijf. We hadden Australische melkkoeien, maar ook geiten met van die lange oren, en kippen en twee grote visvijvers. Daarnaast hadden mijn ouders een kleine koffieplantage, met aan de zoom van die plantage kapok- en andere fruitbomen. Dat hele grote stuk land lag tussen twee rivierarmen van de Cikao en de Cilampahan. We hadden veel bedienden, maar mijn ouders zorgden goed voor hen. De school was te ver voor ons omdat we buiten woonden en daarom hadden wij een juffrouw die ons lesgaf. Thuisonderwijs. Zo was dat. Maar het duurde niet lang want toen kwam de oorlog. In angstige tijden kruip je bij elkaar, dat hebben wij ook gedaan. Mijn broers en zussen en al mijn tantes en neven en nichten, we waren allemaal samen in de oorlogstijd, en dat vond ik zo fijn. Dus de oorlog was voor mij eigenlijk een beetje een fijne tijd, ook omdat ik nog zo klein was natuurlijk. Ik had ineens veel vriendjes en vriendinnetjes.’

Heeft u zelf ook in een kamp gezeten?
‘Mijn vader werd eerst opgepakt en in een kamp bij de Jappen gezet. Dat was in een leeg, groot gebouw dat de Japanners hadden geconfisqueerd. We mochten hem daar af en toe opzoeken. Hij moest gewoon op de grond slapen. Mijn oudste zus Edmée was al huwbaar en daarom werd zij verstopt door Baboe, ons kindermeisje in een ander dorp. Als de Jappen haar hadden gevonden, zou ze worden meegenomen. Mijn tweede zus Annet werd verliefd op een geadopteerde zoon van een Duits echtpaar. En de Duitsers waren een bondgenoot van Japan. Mijn vader was daar erg op tegen, maar mijn moeder zei: ‘Laat nou maar, want als wij binnenkort ook het kamp in moeten, kan Annet hier voor de boel zorgen’. Maar dat ging niet zo. Toen de bersiap aanbrak, werden we in de schemering omsingeld door guerrilla’s uit de bergen. Mijn moeder zei dat ze alles mochten hebben als ze ons maar met rust lieten. Ik was toen 6 jaar en had drie kleine broertjes onder mij, onder wie een baby. Met die twee broertjes, aan elke hand één, zijn we in de avondschemering naar mijn vader gelopen in het kamp. Dat was heel ver lopen. We troffen hem daar ziek aan. Hij was ziek van al het verdriet. Ik weet niet hoe lang we in dat kamp zijn gebleven. Daarna zijn we iedere keer weer geëvacueerd naar een ander kamp. In een kamp in Semarang hadden we het een klein beetje beter. Daar sliepen we eindelijk in een veldbed en aten we sneetjes wittebrood met boter en suiker. Dat smaakte zo lekker.’

Bent u nog wel eens terug geweest naar Indonesië?
‘Ik ben één keer teruggeweest. Toen ik 40 jaar was getrouwd, heb ik de reis cadeau gekregen van mijn kinderen. Ik wilde terug naar de streek waar ik vandaan kwam. Je denkt terug te vinden wat je daar hebt achtergelaten, maar niks stond er nog overeind…alles was weg. Alleen de mensen, die waren er nog. Ze herinnerden zich mij nog en verontschuldigden zich bij mij. Maar ik zei dat dit niet hoefde. Toen ze hoorden dat wij kwamen, liep de hele streek ons tegemoet, wij werden daar gewoon als een prinses behandeld.’

Hoe was het om in Nederland te zijn?
‘Ik heb heel lang veel heimwee gehad. Maar ik kon niet meer terug. Ik was daar niet meer welkom. Ik voelde me wel welkom in Nederland, maar ik stond er versteld van hoe weinig de mensen hier van ons wisten. Dat heeft me wel verdriet gedaan. Mensen vroegen me waar ik zo goed Nederlands had leren spreken, ik voelde me zo miskend.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892