‘Ik denk elke dag aan de oorlog, zeker als ik ontevreden mensen hoor’


Felix, Samin en Alper vertellen het verhaal van Bep Zijlstra
Jan van Riebeekstraat 3De Baarsjes

Felix, Samin en Alper van de Rosa Boekdrukkerschool ontmoetten Bep Zijlstra (1936) voor de deur van haar ouderlijk huis. En dan belt ze aan. Zo maar, zonder de huidige bewoners te hebben geïnformeerd. “Nee heb je, ja kun je krijgen,” zegt ze. En zo staan de drie jongens samen met Bep opeens in de hal van de woning, bij het deurtje van het kolenhok dat een belangrijke rol speelde in de oorlog.

Wat is er zo bijzonder aan dit deurtje?
‘Het is een klein deurtje in de gang van ons huis, waar ik met mijn ouders, twee zusjes en drie broertjes woonde. Erachter zit een kolenhok, dat hadden mensen vroeger, waar je de kolen voor de kachel bewaarde. Maar dit hok stond in verbinding met de slager die hier op de hoek van de Witte de Withstraat zat. Die had ook illegaal vlees. Als er dan bij de slager (Kenter genaamd) werd gecontroleerd, gooide hij dat vlees snel in het kolenhok. Dan haalden mijn ouders het aan hun kant eruit en verstopten ze het in een koffer. Hop, een kleedje eroverheen, serviesje erop en wij speelden daar heel onschuldig op. Eng? Ja, maar als kind beleef je een oorlog niet zo. Je zag de ergste dingen – zo werd ik een keer een portiek ingetrokken, er kwamen Duitse soldaten aan, die pakten mannen op, zetten ze op een rij tegen de muur en schoten ze dood. Heel erg vond je dat, maar als kind van 7 jaar zie je dat ook een beetje als een cowboyfilm waarin geschoten wordt. We speelden zelfs ook oorlogje, met zelfgemaakte zwaarden van hout. En schuilen in de fietsenstalling hier in de straat vond je als kind ook leuk. Gingen we lekker spelen met alle buurjongens en buurmeisjes. Deden we met een fietswiel het geluid van een vallende bom na, schrokken de grote mensen van!’

Wat was het ergste dat u meemaakte?
‘In het voorjaar van 1944 is mijn vader opgepakt, samen met een heleboel mannen. Hij werd in een trein naar Duitsland gezet, maar is er toen de trein stopte bij Nijkerk met twee anderen uitgesprongen. Tot de avond hielden ze zich stil, weggedoken in een greppel. Bij een boerderij hebben ze daarna aangebeld, maar ze wisten natuurlijk niet of dat aardige mensen waren. Ze hadden mazzel: ze mochten er blijven en zijn daar een half jaar ondergedoken geweest. Maar ondertussen wisten wij niet of mijn vader nog leefde. Even voor kerstmis werd er opeens aangebeld: mijn vader was thuis! Hij heeft erna samen met dominee van der Zee geregeld dat kinderen naar Friesland werden gebracht, waar wel eten voor hen was. Ook vier van ons gezin gingen naar Friesland. Thuis waren ze nog met twee kinderen en al onze voedselbonnen, dus hadden ze ook weer meer te eten.’

Denkt u nog vaak aan de oorlog?
‘Ik denk er elke dag aan, zeker als ik ontevreden mensen hoor, omdat ze niet de nieuwste telefoon hebben bijvoorbeeld. Bij elke boterham denk ik: wat leven we in een fijn land. Oorlog overkomt je, maar het is niet prettig. Mijn moeder was altijd verdrietig, mijn vader in het verzet – hij bracht illegale krantjes rond – of op de vlucht. Je hoorde verhalen om je heen. Over Joodse mensen en van een oom die in de gevangenis bijna poep van een andere gevangenen moest eten. Hij is nooit meer blij geweest, ik herinner me zijn droeve ogen. Na de oorlog hadden we lol om de meisjes die kaal geschoren werden en met menie (rode verf) werden ingesmeerd omdat ze iets met een Duitse soldaat hadden gehad. Die werden met z’n allen op een kar gezet. Maar eigenlijk was het zielig, niet elk meisje was slecht (en ook niet elke Duitser). Als je honger hebt, kan het best gebeuren dat je dan maar vriendjes met de vijand wordt. Maar ik ben dus blij dat er voldoende eten is. Dat vierden we na de oorlog. Ik at toen ook voor het eerst een banaan! En ik ging met m’n vader en mijn broertjes en zusjes naar de Dam, daar was op 7 mei feest. Duizenden mensen stonden er. We hadden kijkdozen gemaakt, een buis met spiegeltjes aan beide kanten, dan kon je over de mensen heen kijken. Maar opeens vluchtten de mensen weg. Achteraf hoorden we dat er Duitse soldaten vanaf een gebouw, waar nu Peek & Cloppenburg zit, waren gaan schieten. Ik moest meerennen van m’n vader, maar heb wel nog omgekeken en zag mensen neervallen. Dat maakte wel indruk.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892