‘Er werd bij ons aangebeld en wij zouden eigenlijk ook opgepakt worden’


Iva, Samah en Esmée vertellen het verhaal van Hennie Kaspers-Loeza
MarathonwegAmsterdam Nieuw-WestAmsterdam-Zuid

Hennie Kaspers-Loeza is het kind van een joodse vader en een niet-joodse moeder. Ze woont nu om de hoek van school, maar in de oorlog woonde zij aan de rand van Amsterdam Zuid. Vanaf haar huis keek ze naar Schiphol en het gebied waar nu de Pro Regeschool staat. Daarom wordt zij geïnterviewd door Iva, Samah en Esmee van deze school. Juf Clementine heeft iets bijzonders meegenomen: peremekugel (kugel met peren), een taartje uit de joodse keuken dat de moeder van Hennie ook maakte.

Wat merkte u van het begin van de oorlog?
‘Het eerste wat ik merkte was een enorme herrie toen Schiphol gebombardeerd werd. Ik was 8 jaar oud. Je zag de flitsen en wij wisten dat wij nu aan de beurt waren. Je snapt het achteraf niet, maar het leven ging eerst gewoon rustig door. Ik speelde op straat met mijn vriendinnetjes. Als je maar aan de regels hield, dan ging het goed. Als kind merk je er dan niet zoveel van. In mijn school zaten Duitse soldaten, dus ging ik naar een andere school. Het went om soldaten met wapens te zien. Het waren ook gewone mensen, die helemaal niet iedereen dood wilden schieten. Ze waren tegen kinderen heel aardig, want sommige hadden zelf ook kinderen. Mijn man was al 18 jaar toen de oorlog begon. Hij moest eigenlijk ook het leger in of werken in Duitsland. Dat wilde hij niet, dus toen is hij ondergedoken. Hij is later in het verzet gegaan. Maar andere mannen werden wel opgeroepen voor de fabrieken en de vrouwen bleven hier achter zonder man.’

Wat is er met uw joodse familie gebeurd tijdens de oorlog?
‘Mijn vader moest een ster dragen en bij een speciaal werkkamp werken, maar hij woonde gewoon thuis. Op een avond, ik was 11 of 12 jaar, kwam hij niet thuis en mijn moeder is meteen gaan informeren. De hele groep bleek naar Westerbork te zijn gestuurd. Toen mijn moeder weg was, werd er bij ons aangebeld. Ze kwamen de vrouw en kinderen van die mannen ophalen en ons dus ook. Ik stond te trillen als een riet. We hebben de buurvrouw gehaald en zij heeft uitgelegd dat mijn moeder niet joods was. Mijn moeder is later naar Westerbork gegaan en heeft uitgelegd dat mijn vader met een niet-joodse vrouw getrouwd was en na een paar maanden kwam mijn vader zowaar vrij met een ontslagbewijs. Dat kon hij later ook tonen als hij gecontroleerd werd. Die strenge regels van de bezetters zijn eigenlijk zijn redding geweest. Mijn tante had twee kinderen, zij heeft haar pasgeboren baby meegegeven aan de mensen van de crèche, die probeerden hem te redden. Hij is ondergedoken bij een katholiek gezin en is de enige overlevende van die kant. Haar oudste kindje had wat aan zijn beentje en zij vond het beter om hem bij haar te houden. Wij wisten toen ook nog niet dat iedereen bijna meteen de gaskamers in ging. Mijn oom heeft diamantjes aan mijn vader in bewaring gegeven. Hij dacht die overleefd het wel en dan hebben we iets als we terug komen. Een van die diamantjes heb ik nu in een ring, want ze kwamen allemaal niet meer terug.’

Hoe was het eind van de oorlog?
‘Er was geen licht en verwarming, zelfs boekjes gingen in de kachel. Of we zaten op een fiets in de huiskamer voor een beetje licht. Eerst was er nog niet veel honger, maar eten was wel schaars. Er was bijvoorbeeld nog maar een half brood per week. Een keer waren er heel veel sperziebonen, toen hebben we een koffer vol naar mijn joodse oma gebracht. Heel soms waren er peren en konden we peremekugel eten. Het laatste jaar was er niets meer. Je kan je niet voorstellen dat er mensen dood gingen van de honger, zoals de ouders van mijn zwager. Met mijn zus liep ik met een kinderwagen naar de Haarlemmermeer en dan hadden we soms suikerbieten. Mijn moeder maakte daar koekjes van en die waren nog lekker ook. We zijn handig en slim opgevoed, daar heb ik nog steeds profijt van. Ik gooide niks weg en nu nog steeds niet. Bij de bevrijding waren wij niet echt blij, want wij wachtten op bericht van mijn joodse familie. Het is gek dat je daarna nog door kan leven. Ik denk nu vaak als ik wat meemaak: mijn nichtje is maar 12 jaar geworden. Voor mij voelt het daarom alsof ik in ‘reservetijd’ leef; daarbij verbleekt alles. Vroeger werd dat allemaal niet met kinderen besproken. Daarom vind ik het fijn dat jullie daar wel belangstelling voor hebben en dat jullie je in de oorlog verdiepen. Soms voelt het namelijk alsof we er nooit wat van geleerd hebben.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892