‘De lucht zag zwart van de vliegtuigen’


Kylan, Onne en Jens vertellen het verhaal van Jan Jansen
Noorder IJpolder AmsterdamAmsterdam-Noord

Jan Jansen werd in 1940 geboren, hij was een kleine jongen tijdens de oorlog. Met zijn vader en moeder en 8 broers en zusjes woonde hij in Noord. Hij vertelt erover aan Kylan, Onne en Jens van de twiskeschool.

Waar woonde u?
‘Ik ben geboren in de Noorder IJpolder in Amsterdam Noord. Het heette de Domeinen, het was terrein van het leger. We woonden naast de fortwachter, die moest letten op de kruithuizen op het terrein. Daarin werd het kruit bewaard. Het huis van de fortwachter werd gevorderd door de Duitsers, dus die kwamen naast ons te wonen. Het waren allemaal leuke jongens, ze waren heel lief voor ons. Ik ben daar ook nog vaak op schoot geweest. Ik werd heel erg verwend. Ze waren pas 20 jaar, het was toch ook een soort familie.’

Wat at u in de oorlog?
‘Eten was er natuurlijk in de oorlog heel weinig, maar de Duitsers hadden wel flink wat vlees en mijn moeder mocht dat vlees braden. Ze sneed er stiekem wat af voor de kindertjes. De Duitsers vroegen ‘Oh mevrouw Jansen wat is er gebeurd met het vlees, het ziet er zo klein uit?’ Toen zei mijn moeder ‘Ja, door het bakken krimpt het’, zo kwam ze er dan uit, dat was heel slim. Wij woonden dus in de polder en mijn vader werkte op het land in de velden. Hij zorgde ook dat de Duitsers te eten kregen. Ook mensen uit Tuindorp, die na de oogst langs ons huis kwamen, kregen wat aardappels mee.’

Wat voor spelletjes deed u allemaal?
‘We hadden nog niet zoveel speelgoed, we moesten zelf wat bedenken om te doen. We gingen in het Noordzeekanaal bamboestokken zoeken. Bij een winkel in Tuindorp Oostzaan kochten we papier en dan maakten we een vlieger met een grote slinger eraan. Er was speelruimte genoeg en er was altijd wind, dus dat was leuk. Van een oud fietswiel haalden we de spaken eruit en de band eraf, dan hadden we een hoepel met een stokje en dan gingen we hard rennen. En pinkelen… het waren echt straatspelletjes, er waren natuurlijk bijna geen auto’s. Alleen veel jeeps van de Duitsers die kruit kwamen halen.’

Had u veel huisdieren of boerderijdieren?
‘Er waren varkens en een paar paarden, die op het land werden gebruikt, want tractoren waren er ook niet, en wat koeien voor melk. Katten hadden we ook en een hondje, maar daar weet ik weinig van. Er werden ook wel veel dieren illegaal geslacht door de Nederlanders. In schuurtjes, het was noodzaak maar het mocht niet.’

Hoe was het einde van de oorlog?
‘Ik weet nog dat ik als klein jongetje op een mooie zomerse dag buiten aan het spelen was en dat er allemaal vliegtuigen over kwamen. Ze kwamen uit Engeland en gingen naar Duitsland om te bombarderen. Toen we bevrijd werden was ik bijna vijf jaar. De lucht was zwart van de vliegtuigen. Ik zie ze nog zo aankomen, ik vond het heel spannend. Ze kwamen voedsel brengen, grote blikken biscuits en grote blikken cornedbeef uit Amerika. Die pakketten vielen allemaal in het weiland. Je mocht het eten niet voor jezelf houden, je moest het inleveren en dan werd het gedistribueerd onder de mensen. Ik was een duimzuigertje vroeger en mijn oma vroeg vaak ‘Jantje wat zit er toch in die duim?’ Dan zei ik chocola, maar ik had natuurlijk nog nooit van mijn leven chocolade gehad, dus hoe kwam ik erbij. Maar in die voedselpakketten zaten repen chocolade. Ik wist niet wat ik proefde, het was heerlijk! We kregen ook Zweeds witbrood, dat leek wel gebak.’

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892