‘De klas werd steeds leger, onderwijzers en kinderen bleven maar verdwijnen’


Nathaniel en Sjuul vertellen het verhaal van Harriett Goldwasser-Broekman
Hunzestraat 115Amsterdam-Zuid

Harriett Goldwasser Broekman komt uit een Joods gezin en zat op de Vondelschool aan de Jekerstraat. In de zomer van 1942 moest het gezin onderduiken. Aan Nathaniel en Juul van de 3e Daltonschool vertelt ze over haar ervaringen in de oorlog.

Wat voelde u toen de oorlog begon?
‘In het begin merkte ik er eigenlijk weinig van. Mijn moeder was een ouwe taaie, dus alles moest en zou doorgaan zoals het daarvoor ook was. De sfeer in huis werd wel steeds somberder merkte ik. Ik had als kind eigenlijk nooit zo het besef dat ik Joods was en dus ‘anders’, maar op een gegeven moment kwamen er ook Jodenwetten. We mochten niet meer naar het zwembad en zelfs het park werd voor ons verboden terrein. Toen merkte ik wel dat er dingen aan het veranderen waren. Ik zat op de Vondelschool, tijdens de oorlog een school voor Joodse kinderen. Iedere dag stond er iemand anders voor de klas. De onderwijzers en kinderen bleven maar verdwijnen en de klas werd steeds leger. Thuis merkte ik ook dat er dingen veranderden. Soms was ons huis vol met mensen die bleven slapen, want na acht uur ’s avonds mocht je de straat niet meer op. Ons huis was eigenlijk altijd gevuld met visite. Dat kan ik me nog goed herinneren. Vaak stond onze woonkamer blauw van de sigarenrook. Ik vond het niet vervelend om Joods te zijn, maar het was in die tijd vooral heel lastig. Vooral omdat Amsterdam juist een mengelmoes van culturen was. Plotseling werd dat anders.’

Was u bang toen u ondergedoken zat?
‘Er was altijd de angst om ontdekt te worden. Toch heb ik wel een hele fijne tijd gehad bij het gezin, met alleen maar zonen, in Zeist waar ik ondergedoken zat. Als jongen moest je verplicht in dienst in oorlogstijd, maar de jongens van dat gezin deden er alles aan om maar niet te hoeven gaan. We zaten dus eigenlijk met z’n allen een soort van ondergedoken, wat het juist heel gezellig maakte.’

Hoe was het voor u na de oorlog?
‘De tijd na de oorlog was zeker geen leuke tijd. Ik herinner me de scheldpartijen op de Albert Cuyp nog goed. Al onze spullen waren weg en er was geen hulp. Wat ook veel gebeurde was dat mensen op spullen van andere mensen ‘pasten’, maar toen de spullen weer terug moesten naar de huidige eigenaar wisten ze van niks en hielden ze alles zelf. Het was confronterend om over straat te lopen. De oorlog was dan wel afgelopen, maar de kennissen die je tegenkwam wisten lang niet altijd of jij als Jood het wel had overleefd. De ‘Je bent er nog!’-praatjes herinner ik me nog goed. Ook was het fijn om weer bij mijn ouders te zijn die ik ruim twee jaar niet gezien had. Ze wisten dat ik in Zeist zat, maar niet precies waar. Uiteindelijk vonden ze me en zijn we met z’n allen weer naar Amsterdam vertrokken. Daar was het voor mij echt weer even wennen. In Zeist liep ik dagelijks door de bossen en nu moest ik wennen aan de betonnen gebouwen om me heen. Het gaf me een benauwend gevoel.’

                   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892