‘De Duitsers kwamen zingend aan, ze vochten niet’


Aiden, Rebecca, Gera vertellen het verhaal van mevrouw Theissens
Balistraat

Aiden, Rebecca, Gera van de Michaelschool vinden het spannend om mevrouw Theissens te interviewen, bang dat het ongemakkelijk zal worden. Gelukkig is mevrouw Theissens erg spraakzaam en stelt ze de kinderen gerust. ‘Doe maar net alsof ik een tante van je ben, hè.’

Hoe oud was u in de oorlog?
‘Ik was een jaar of 10 en toen mijn vader zei: ‘Nou is het met ons gebeurd, want het is oorlog. De Duitsers komen al aan’. Daar hadden ze het al steeds over gehad op de radio. Ze kwamen binnen op de Groningerstraatweg, de Voorstreek en bij ons. Ze zongen allemaal liedjes die ik niet begreep. Ze kwamen zingend aan, ze vochten niet. Dus wij dachten dat het best meeviel. Veel mensen waren wel bang. Op een nacht deed mijn moeder in de slaapkamer de gordijntjes dicht toen er een vliegtuig heel laag over ons dak vloog. ‘Dat is een Duitser’, zei mijn moeder ‘nu hebben we echt oorlog’. Het vliegtuig was beschoten en kwam neer in de velden. De piloot is verongelukt. Mijn broer is later op die plek gaan kijken. Na die eerste tijd werd het leven allemaal wat gewoner. Er waren regels waar je je aan moest houden, dat wel.’

Hoe ging het met uw familie?
‘We woonden in de Balistraat. In onze straat was ook de gaarkeuken waar we eten haalden. Dat kon natuurlijk niet in pannetjes, dus het moest in emmers. We waren met drie zusjes, een klein broertje en een grote broer. Vijf kinderen. En mijn hele kleine broertje is nog in ‘43 geboren. Ik zat op een katholieke meisjesschool met zusters die goed Duits spraken. Ik heb weleens gedacht dat ze heulden met de Duitsers. Je deed wat het beste voor je was in die tijd. Als je ruzie met de Duitsers had, waren het kwaaie kerels, maar als je gewoon met ze praatte dan waren ze heel vriendelijk. Mijn vader was timmerman. Door de oorlog lag het bedrijf waar hij werkte stil. Hij moest op het vliegveld werken, en ze hadden hem gezegd dat hij een schep moest meenemen. ‘Dat laatste doe ik niet’, zei hij en hij zette alleen zijn timmerkistje op zijn schouder en is daar heen gefietst. Ze stuurden hem weer terug en hij werd daarna met een grote zwarte wagen opgehaald. Opnieuw nam hij weer alleen zijn timmerkistje mee. Wij waren intussen bang dat hij zou worden opgepakt omdat hij zo dwars was, maar daar bleek dat ze juist een timmerman goed konden gebruiken.’

Wat was uw positie in de oorlog?
‘Ik was gewoon een schoolmeisje. Aan opgroeiende kinderen werd ook niet alles verteld. Er waren ook meisjes die iets met een Duitser kregen. Mijn moeder zei altijd: ‘Mond houden en nergens mee bemoeien’. Die meisjes hebben later nog heel wat over zich heen gekregen omdat ze met foute mannen gingen. Ik ben weleens bij een hoge Duitser geweest waar ik een kostuum van de kleermaker moest brengen. Ik dacht dat het hele nare mensen waren, die Duitsers. De deur werd wijd voor me opengedaan en de man zei: ‘Komt u binnen, Fraulein’. Ook de kolonel deed heel netjes en boog voor mij. Ze waren heel vriendelijk en beleefd. Het waren ook gewone mensen als je niet tegen ze in ging. Je voegde je naar ze en deed wat het beste voor je was in die tijd.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892