‘Bij het eiland Pampus moesten we heel stil zijn’


Firdaouss en Yasin vertellen het verhaal van Riet de Groot
Duindoornplein 10Amsterdam-Noord

Op de fiets vanaf de school Zeven Zeeën naar het Duindoornplein is maar een klein stukje. Firdaouss en Yasin zien Riet de Groot al zitten voor het raam, met een kat op tafel. Haar hondje kruipt meteen onder haar stoel. De kinderen mogen aan tafel zitten. Tijdens het gesprek laat mevrouw De Groot een vouwpapiertje zien, waar Hitlers gezicht in vier varkens is verwerkt. Ze legt uit dat het een grapje was van het verzet: zoek het zwijn.

Wat deed u in de Hongerwinter?
‘We waren erg arm en hadden vreselijke honger. Ik was 7 jaar toen de oorlog begon, dus in de Hongerwinter in ‘44 was ik 11. Op een dag zijn mijn zus en ik naar een boerderij gegaan om eten te vragen. Ik was erg verlegen, maar mijn zus was 5 jaar ouder en durfde alles. De boer had ook niks meer en hij stuurde ons van zijn erf af. Wij moesten dus weg en liepen terug door de sneeuw. Naast de boerderij was een klein huisje van de knecht. Die mensen hadden met ons te doen omdat het zo koud was. Zij stopten ons een kliekje zuurkool toe. Ze hadden geen schaaltje om het mee te geven, dus stopten ze het in een krant. Onderweg snoepten we de zuurkool op en lekker dat we het vonden… Nu zou je er niet aan moeten denken om koude zuurkool uit een krant te eten, maar we hadden zo’n honger. Tijdens de oorlog kreeg je bonnen waar je eten mee kon kopen bij de gaarkeuken. Daar stonden rijen mensen te wachten met hun pannetjes. Je kreeg een soort soep die in je pannetje werd gekwakt. En als het eten op was, lieten ze die grote pannen buiten staan en dan kropen ik en mijn zus in de pannen om de laatste restjes eruit te schrapen. Ik was heel klein en dun en ik kon er gewoon in.’

We hoorden dat u naar een gezin in Enkhuizen moest omdat er in Amsterdam te weinig te eten was. Hoe was dat?
‘Oh dat was zo eng! We moesten in een soort platte boot, waar geen ramen in zaten, alleen luiken die dicht gingen. Daar zaten we met een heleboel kinderen. Ik had een bontje op mijn hoofd van ons oude konijn, maar mijn hoofd was heel klein dus dat zag er niet uit. Ik had ook nog luizen, zoals iedereen in die tijd, en we hadden geen zeep om ons te wassen. De luizen maakten allemaal wondjes op mijn hoofd, dat werden zweren. Dus je begrijpt dat het bontje niet lekker zat. Daar zat ik, onder in die boot, en we moesten midden in de nacht over het IJsselmeer. Bij het eiland Pampus moesten we heel stil zijn want daar zaten Duitsers. ‘s Avonds kwamen we aan in Enkhuizen. Mijn broertje moest naar een ander gezin dan ik. Hij begon zo hard te huilen… Gelukkig mochten we toen toch bij elkaar blijven. Ik moest uiteindelijk naar het ziekenhuis omdat ik zweren had van de luizen. De dokter vertelde me dat mijn haar eraf moest worden geschoren en toen heb ik zo hard gehuild. Gelukkig was er een lieve zuster die voor me heeft gezorgd. Mijn haren mocht ik houden. Na een week hadden we geen luizen meer.’


Hoe zag het er hier uit tijdens de oorlog?

‘Ik woonde in de oorlog op Duindoornplein nummer 10, dus vier deuren verderop. Er stond een grote heg en we mochten niet op het gras. Hier in de buurt waren allemaal schuilkelders, maar die waren vaak vol tijdens luchtalarmen. Toen er weer een keer luchtalarm was, wilde mijn moeder gewoon thuis blijven. Ze zei: ‘Als er een bom valt, nou dan valt ‘ie maar’. Het zoontje van onze buren was mijn schoolvriendje. Zijn moeder liet hem wel eens alleen als ze naar de markt ging. Hij wist dat hij niet in huis mocht blijven als er een luchtalarm was. Op een dag was zijn moeder niet thuis en hij hoorde het luchtalarm. Hij rende naar ons huis toe, maar er viel er een bom. Toen is hij gestorven. Dat doet me nog steeds pijn.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892