Erfgoeddrager: Zeinab

‘De Joodse mensen gaven dierbare dingen af door het hek’

Vanuit hun school, De Vier Windstreken in Amsterdam-Noord, is het voor Dina, Sara, Zeinab en Nasserdine maar 10 minuutjes lopen naar het huis van Gre Arkenbout. Ze heeft een gezellig huis met veel bloemen en planten. Ze hoopt dat ze haar verjaardag nog in dit huis kan vieren waar ze al heel lang woont. Inmiddels is mevrouw Arkenbout alweer bijna 90 jaar oud. Tijdens de oorlog woonde ze in Amsterdam-Oost en ze weet daar veel over te vertellen. Ze was 8 jaar toen de oorlog begon.

Kende u Joodse mensen tijdens de oorlog?
In mijn klas zaten Joodse kinderen en op een dag waren ze allemaal weg. We mochten er niet over praten. Dat was in die tijd heel normaal. Ik weet nog een naam, Annie de Waas en nog een meisje. Zij hebben nog in mijn poëziealbum geschreven. Er werd niet over gesproken, want er waren soms leraren die voor de Duitsers waren en je wist niet wie voor wie was. Je mocht ook niet zomaar tegen een leraar iets zeggen. Je moest eerst je vinger opsteken en dan heel beleefd zijn. Dat was moeilijk natuurlijk. Maar alles ging gewoon door.

‘Mijn ouders zongen in een koor in Amsterdam. Daar zaten zeker 125 Joodse leden bij. In het begin van de oorlog werd het verboden voor Joodse mensen om mee te zingen. Ze werden uit orkesten en koren geweerd, maar gingen vaak in het geheim verder. Van de leden van het koor van mijn ouders zijn maar twee mensen teruggekomen.’

Kunt u iets vertellen over uw smokkeljas?
Mijn moeder had een bruine jas met krulletjes erop. Ze had zakken aan de binnenkant genaaid van sterke stof. Als ze die jas aanhad, kon ze flessen melk meesmokkelen. Mijn grootouders woonden in de buurt van Durgerdam op een kleine boerderij en dan liep ze helemaal terug naar Oost met die zware jas. Je moest over de pont bij CS en dan had je de kans dat de Duitsers het afpakten. Gelukkig is dan nooit gebeurd.’

Heeft u iets ergs gezien tijdens de oorlog?
Aan de andere kant van het Muiderpoortstation werden Joodse mensen verzameld om getransporteerd te worden naar Westerbork. Daar stonden grote hekken omheen en als kind ging je kijken, maar dat mocht niet. De mensen gaven dierbare dingen af door het hek aan andere mensen. Ze deden soms hun trouwring af om die veilig te stellen. We wisten niet precies wat er aan de hand was, maar ik begreep wel dat er iets ergs was. Mijn ouders wilden niet dat ik dichtbij het hek kwam, dat mocht absoluut niet. De volgende dag was er niemand meer. We hoorden iets over werkkampen in Duitsland en we wisten dat ze naar Westerbork moesten.

‘Ik wil jullie iets vertellen over een broer van mijn man. Johan was 11 jaar en hij moest zich melden bij CS. Hij was heel lang en dun en moest echt aansterken om de Hongerwinter te overleven. Bij het station lag een open Rijnaak, en daar zaten kinderen op stro zaten in. Het was heel koud en de reis was verschrikkelijk. Er was wat water in tonnen en er was een ton om te poepen en plassen. Ze wilden niet overdag varen omdat het IJsselmeer gevaarlijk was. Bij de Oranjesluizen moesten ze wachten omdat het zo stormde. Kinderen werden ziek en werden weer teruggebracht aan wal bij het CS. De boot ging daarna opnieuw varen, naar Lemmer, en veel kinderen werden zeeziek. In Lemmer werden de kinderen opgehaald en naar boerderijen gebracht om aan te sterken. Tijdens de reis heeft Johan nog geholpen om de tonnen met ontlasting en andere viezigheid overboord te gooien. Hij bleek later schurft te hebben, maar gelukkig is uiteindelijk alles goed gekomen. Hij leeft nog steeds.’

Erfgoeddrager: Zeinab

‘De bevrijding, kind dat was me een feest!’

Henk Post was 14 jaar toen de oorlog begon. Hij kon zich dus nog veel herinneren van de bezettingstijd. Lemyae, Rania en Zeinab, leerlingen van de Rosa Boekdrukkerschool, waren de eerste uit hun klas die iemand mochten interviewen. Dat was dus wel even spannend! Gelukkig kon meneer Post genoeg vertellen over de oorlog.

Zat u of uw familie in het verzet?
Ik woonde tijdens de oorlog in de Shackletonstraat 24-I, om de hoek bij jullie school. Achter hadden we een balkon en vanaf daar zag je de binnentuinen en de balkons van alle buren. Op 31 augustus was koningin Wilhelmina jarig, maar je mocht de Nederlandse vlag niet uithangen. Mijn vader heeft toen rood-wit-blauw wasgoed opgehangen aan de waslijn buiten. Na enkele uren had bijna iedereen in de tuin en op het balkon de was opgehangen in de kleuren van de Nederlandse vlag. Ook weet ik nog goed dat mijn broers, mijn vader en ik aan een razzia zijn ontkomen. We waren net naar de kerk geweest in de Chasséstraat. Toen we terug liepen naar huis kwamen we de buurman tegen. Hij waarschuwde ons dat de Gestapo voor de deur stond. Ik ben stiekem naar de Shackletonstraat gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Er stonden drie grote legerauto’s voor de deur. Alle mannen en jongens werden ingeladen in die auto’s. Na drie dagen kwamen al die opgepakte mannen en jongens terug, met een flinke boete. Mijn broer en ik zijn toen langs alle buren gegaan om geld op te halen voor die mensen. Zo konden ze die boete betalen. Later hebben we nog verzetskrantjes weggebracht zoals Trouw, Parool en Waarheid. Mijn vader regelde dat allemaal.’

Hoe was het om de Hongerwinter mee te maken?
De eerste oorlogsjaren was er gelukkig niet zo heel veel aan de hand voor ons. Je mocht alleen niet veel meer doen. Je mocht niet meer ‘s avonds laat op straat, want je moest om acht uur binnen zijn. Later kwam de Hongerwinter en toen veranderde er veel. In het begin toen we bonnen kregen, was er nog wel voedsel aanwezig. We kregen bijvoorbeeld nog groenten en brood. Later was er steeds minder eten. Het brood wat je later in de oorlog kreeg, was eigenlijk niet te eten. Het was helemaal pikzwart en het smaakte naar klei. We hadden zo’n honger dat we het toch erg lekker vonden. Mijn broers en ik lagen dan op bed heel voorzichtig dat ene sneetje brood op te knabbelen. In maart ’45 is mijn vader overleden door de honger. We wilden voor hem een kist kopen voor de begrafenis, maar dat konden we alleen krijgen in ruil voor een zak aardappelen. Dat hadden we natuurlijk niet. Mijn vader was nota bene omgekomen omdat er geen eten was. We hadden vaak niks te eten. Één aardappel kostte een gulden. We aten suikerbieten of tulpenbollen, maar het ergste was nog onze buurman. Hij was kolenboer en omdat er zo’n tekort aan kolen was tijdens de oorlog verdiende hij daar heel veel geld mee. Hij had daarom wel altijd eten. Op een gegeven moment stond hij op een kacheltje op zijn balkon eten, zoals aardappelen en vis, te koken. Mijn vader, die toen nog leefde, vroeg aan de buurman of wij ook wat konden krijgen. Het enige wat we kregen, waren aardappelschillen.’

Hoe beleefde u de bevrijding?
‘Kind, dat was me een feest! Zo’n groot feest! Alle straten waren vol met dansende mensen, muziek, alles! Overal, elk uur, de hele nachten door had je feest op de straat. We kregen ondertussen ook lekker eten. De mensen stonden op de daken met vlaggetjes te juichen naar de Engelse vliegtuigen, die overkwamen en voedsel dropten aan parachutes. De bevrijding, dat kan ik eigenlijk niet eens goed navertellen, was zo’n verschrikkelijk mooi feest. Zo’n groot feest maak je niet meer mee. Gelukkig maar, want dan zou je eerst weer een nare bezetting moeten hebben. Er gebeurden ook vervelende dingen na de bevrijding. Alle vrouwen en meisjes die relaties hadden met Duitse soldaten werden opgepakt door groepen mensen. Die vrouwen werden op een paard en wagen gezet. Hun haren werden helemaal kortgeknipt en ze werden met teer ingesmeerd. Daarna werden ze op die kar door de Baarsjes gereden. Ze werden allemaal van huis gehaald die vrouwen. Ik heb er naar gekeken, maar ik vond het zo erg. Ze gingen met die kar ook een vrouw ophalen in de Mercatorstraat. Die vrouw zag de menigte al aankomen, dus ze deed het raam open en liet zich zo op straat vallen vanaf de tweede verdieping om maar niet gepakt te worden. Ik ben toen meteen weggegaan. Jaren daarna heb ik haar nog mank zien lopen. Ze is er dus niet goed vanaf gekomen. Ik vond het verschrikkelijk dat die vrouwen zo behandeld werden.’

                

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892