Erfgoeddrager: Zahra

‘Als er werd aangebeld, kon ik zo in dat gat glijden’

Ab Kool (1928) en zijn even oude vrouw Ali wonen al hun hele leven in deze buurt. Het is vanaf de Corantijnschool niet ver lopen naar  hun huis aan de Orteliuskade. Maar in de regen is dat geen pretje. “Zijn jullie erg nat? Want dan hang ik jullie wel even aan de waslijn,” zegt Ali tegen Zahra, Mahdia, Makram en Jules. Ab Kool is goed voorbereid en er komt meteen een echte krant uit 1940 op tafel.

Wat heeft u meegemaakt de oorlog?
‘Omdat in Duitsland alle mannen naar het front moesten om oorlog te voeren, werden in andere landen mannen opgeroepen om in de fabrieken te gaan werken. Een paar van mijn ooms moesten daarheen, mijn vader had een vrijstelling. Aan het eind van de oorlog had ik ook de leeftijd bereikt dat ik daar moest gaan werken. Ik dacht: dat ga ik maar even niet doen, hè. Ik heb een luik naast mijn bed gemaakt met een kleed er half overheen. Als er dan aangebeld werd, kon ik in dat gat glijden. Ik mocht niet op straat, want dan kon ik aangehouden worden. De NSB hielp ook mee zoeken naar onderduikers. Bij Ali zijn ze ook thuis aan de Orteliusstraat geweest en hebben ze onder de bedden gekeken. Als ze je vonden, moest je de gevangenis in of nog erger. Ik ben nooit gepakt.’

Heeft u bombardementen gezien?
‘Hier in het pand is een bom dwars door de verdiepingen gevallen, maar niet ontploft. Het heeft zelfs een kinderbedje geraakt, maar gelukkig is er niemand gewond geraakt. Ik weet eigenlijk niet of die bom er nog steeds ligt nu. Vanaf de grond werd er op vliegtuigen geschoten, dan zag je schijnwerpers en zoeklichten. Als er geschoten was, dan gingen de jongens op zoek naar scherven. Soms waren die nog gloeiend heet. Ik heb nog altijd een stuk scherf bewaard.’

En inderdaad, zorgvuldig in een doek gewikkeld, komt daar een echte scherf tevoorschijn. Iedereen krijgt het even in handen. ‘Zo dat is zwaar, als je dat op je kop krijgt!’ zegt een van de kinderen. Ondertussen komt Ali binnen met koekjes en pakjes appelsap. ‘Voordat je verder gaat met je verhaal ga ik eerst even de kinderen voeden hoor.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘Mijn vader had altijd wat trucjes om aan eten te komen. Hij had wat boter mee gekregen, maar op het Centraal Station was er controle. Hij heeft toen aan een Duitse soldaat gevraagd of hij kon helpen met zijn koffers. Toen ze hem wilde controleren, zei de soldaat: ‘Nee, hij hoort bij mij’ en is toen samen met hem naar buiten gelopen. Overal waren bonnen voor. Dan kreeg je bijvoorbeeld een half brood per week, dat is een boterham per dag. Maar dat werd hoe langer, hoe minder en op het laatst was er helemaal niets meer. Mensen probeerden overal eten vandaan te halen. Ze gingen naar de boeren om spullen te ruilen voor eten, want geld was eigenlijk niets meer waard. Soms stond er een soldaat op de brug en moest je al het eten inleveren. Die boeren waren ook strafbaar, dus je moest zeggen waar je het gehaald had. Dan deed je maar alsof je dat niet meer wist.
Je kon ook naar de gaarkeuken, dan kreeg je een schep eten. Daar zat vaak van alles in, soms ook maden. Maar je at het, want je had honger. Soms stond je al vanaf zes uur ‘s ochtends uur in de rij en kreeg je nog niks. Er zijn toen nog zoveel mensen dood gegaan dat ze niet eens meer begraven konden worden. Toen we bevrijd werden door de Canadezen waren we dan ook zo blij. Overal hing de vlag uit en we sprongen op auto’s. Na de oorlog was je weer vrij, de druk was eraf.’

We nemen afscheid van Ab en Ali en dan volgt het voor hun traditionele uitzwaaimoment. Het interview was voor de kinderen een reis terug in de tijd met oude kranten, foto’s van de Hongerwinter en rare auto’s van Canadezen en zelfs een echte granaatscherf. Ze krijgen van Ab zelfs echte voedselbonnen uit de oorlog mee!

   

Erfgoeddrager: Zahra

‘ Als er aangebeld werd, kon ik zo in dat gat glijden’

Ab Kool en zijn vrouw Ali (beiden 90 jaar) wonen al hun hele leven in deze buurt. Het is vanaf de Corantijnschool niet ver lopen naar  hun huis aan de Orteliuskade. Maar in de regen is dat geen pretje. “Zijn jullie erg nat? Want dan hang ik jullie wel even aan de waslijn,” zegt Ali. Ab Kool is goed voorbereid en er komt meteen een echte krant uit 1940 op tafel.

Wat heeft u meegemaakt de oorlog?
Omdat in Duitsland alle mannen naar het front moesten om oorlog te voeren, werden in andere landen mannen opgeroepen om in de fabrieken te gaan werken. Een paar van mijn ooms moesten daarheen, mijn vader had een vrijstelling. Aan het eind van de oorlog had ik ook de leeftijd bereikt dat ik daar moest gaan werken. Ik dacht: dat ga ik maar even niet doen, hè. Ik heb een luik naast mijn bed gemaakt met een kleed er half overheen. Als er dan aangebeld werd, kon ik in dat gat glijden. Ik mocht niet op straat, want dan kon ik aangehouden worden. De NSB hielp ook mee zoeken naar onderduikers. Bij Ali zijn ze ook thuis aan de Orteliusstraat geweest en hebben ze onder de bedden gekeken. Als ze je vonden, moest je de gevangenis in of nog erger. Ik ben nooit gepakt.

Heeft u bombardementen gezien?
Hier in het pand is een bom dwars door de verdiepingen gevallen, maar niet ontploft. Het heeft zelfs een kinderbedje geraakt, maar gelukkig is er niemand gewond geraakt. Ik weet eigenlijk niet of die bom er nog steeds ligt nu. Vanaf de grond werd er op vliegtuigen geschoten, dan zag je schijnwerpers en zoeklichten. Als er geschoten was, dan gingen de jongens op zoek naar scherven. Soms waren die nog gloeiend heet. Ik heb nog altijd een stuk scherf bewaard.

En inderdaad, zorgvuldig in een doek gewikkeld, komt daar een echte scherf tevoorschijn. Iedereen krijgt het even in handen. “Zo dat is zwaar, als je dat op je kop krijgt.” Ondertussen komt Ali binnen met koekjes en pakjes appelsap. “Voor dat je verder gaat met je verhaal ga ik eerst even de kinderen voeden hoor.”

Hoe was de Hongerwinter?
Mijn vader had altijd wat trucjes om aan eten te komen. Hij had wat boter mee gekregen, maar op het Centraal Station was er controle. Hij heeft toen aan een Duitse soldaat gevraagd of hij kon helpen met zijn koffers. Toen ze hem wilde controleren, zei de soldaat: ‘Nee, hij hoort bij mij’ en is toen samen met hem naar buiten gelopen. Overal waren bonnen voor. Dan kreeg je bijvoorbeeld een half brood per week, dat is een boterham per dag. Maar dat werd hoe langer, hoe minder en op het laatst was er helemaal niets meer. Mensen probeerden overal eten vandaan te halen. Ze gingen naar de boeren om spullen te ruilen voor eten, want geld was eigenlijk niets meer waard. Soms stond er een soldaat op de brug en moest je al het eten inleveren. Die boeren waren ook strafbaar, dus je moest zeggen waar je het gehaald had. Dan deed je maar alsof je dat niet meer wist.
Je kon ook naar de gaarkeuken, dan kreeg je een schep eten. Daar zat vaak van alles in, soms ook maden. Maar je at het, want je had honger. Soms stond je al vanaf zes uur ‘s ochtends uur in de rij en kreeg je nog niks. Er zijn toen nog zoveel mensen dood gegaan dat ze niet eens meer begraven konden worden. Toen we bevrijd werden door de Canadezen waren we dan ook zo blij. Overal hing de vlag uit en we sprongen op auto’s. Na de oorlog was je weer vrij, de druk was eraf.

We nemen afscheid van Ab en Ali en dan volgt het voor hun traditionele uitzwaaimoment. Het interview was voor de kinderen een reis terug in de tijd met oude kranten, foto’s van de Hongerwinter en rare auto’s van Canadezen en zelfs een echte granaatscherf. Ze krijgen van Ab zelfs echte voedselbonnen uit de oorlog mee!

Brandeisfotografie.nl

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892