Erfgoeddrager: Yilez

‘Als het luchtalarm ging, moesten we in onze schoolbankjes kruipen’

Mohammed, Rafi, Rifka en Yilez van de Oscar Carré gingen op bezoek bij Jeanne Koehein om haar te vragen over haar ervaringen tijdens de oorlog in de Tolstraat. Zij was vier toen de oorlog begon.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Ik woonde toen in de Tolstraat. Dat het oorlog was, hoorden we op de radio. Daarna werd het Wilhelmus gespeeld en begon mijn moeder te huilen. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt, want ik had mijn moeder nog nooit zien huilen. Met de buren werd besproken waar we zouden schuilen als er bommen zouden worden gegooid, in de trap of in de kelder. Mijn moeder wilde niet in de kelder want ze was bang dat we daar niet meer uit zouden komen.’

Kon u gewoon naar school tijdens de oorlog?
‘Dat kon. Maar het kon wel gebeuren dat het luchtalarm afging als je op school was. Als we dan net naar huis gingen, moesten we in de gang tegen de muur zitten. Maar als we nog in de klas waren, moesten we in onze schoolbank kruipen, met je rug tegen de kant. Jullie hebben tafeltjes en stoeltjes nu, maar wij hadden een schoolbank. Ik had een vriendinnetje en die was best aan de dikke kant. Na afloop moesten we haar met veel moeite er weer uithalen!
Je had tijdens de oorlog twee soorten alarmsignalen: dat de vliegtuigen eraan kwamen en dat het weer veilig was. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij was het veiligheidssignaal één toon. Dan was iedereen heel opgelucht.’

Hoe was de hongerwinter voor u?
‘Ik heb de hongerwinter heel bewust meegemaakt. Twee van mijn broers gingen naar Groningen, een andere broer bleef met mij hier, ik zou eigenlijk naar Texel gaan… Mijn broer kreeg op school een maaltijd en mijn moeder heeft toen gevraagd of ik zijn maaltijd mocht krijgen. Maar de schooldokter zei dat er niks mis met mij was, ik was te gezond. We hadden honger, maar ik ben nooit ziek geweest. Gek eigenlijk, want we hadden helemaal geen chocolade of sinaasappels of wat dan ook. Je kreeg bonboekjes met bonnen om eten te kunnen kopen. We kregen twee broden per week, heel vies plakkerig brood.
Mijn moeder verkocht al haar juwelen voor voedsel bij verschillende boeren. Mijn vader kon niet naar de boeren, omdat hij was opgeroepen voor het leger. Hij deed dat niet, met zoveel kinderen thuis. Een collega ging in zijn plaats, maar die is gelukkig wel teruggekomen.
Hoe langer de oorlog duurde hoe verder mijn moeder moest fietsen om aan eten te komen. Dan kwam ze thuis met twee flessen melk, maar met vier kinderen was dat niks.’

        

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892