Erfgoeddrager: Vince

‘Hij sloeg ons met een zweep en knuppelde me neer’

Aan Valery, Vince en Wahida van de 1e Montessorischool in Alkmaar vertelt Jan Boerman over zijn oorlogsherinneringen. Hij was zeven toen de oorlog uitbrak en maakte angstige momenten mee.

Had u Joodse vriendjes in de oorlog?
‘Ik had een Joods vriendje, Eli. We zaten samen op de Vondelschool. Omdat de Duitsers de school vorderden, moesten we naar een andere school. Mijn moeder zei: “Eli gaat niet mee, dat is een Jood, die moeten ze niet. Hij moet een ster dragen.” Ik vroeg of ze een kerstster bedoelde. Niet dus. Het was een ster van stof met ‘Jood’ erop, zodat iedereen kon zien dat hij Joods is. Eli moest toen naar een interneringskamp. Ik wist in die tijd niet wat dat allemaal betekende. Ik snapte er niets van en had veel verdriet dat mijn vriendje weg moest.’

Hoe kwam u aan eten tijdens de Hongerwinter?
‘Ik had een bolderkar en hoorde dat ik in Stompetoren een kar met schillen kon ruilen voor een halve liter melk. Ik ging langs de deuren voor schillen en liep een uur lang naar Stompetoren en weer terug voor die melk. Dat ging een poos goed, maar op een keer was ik met mijn broertje op de terugweg toen er vliegtuigen overvlogen. Achter de dijk liep een spoorlijn met daarachter een munitiebasis. Over de spoorrails werd munitie vervoerd. Dit was uitgelekt naar de ondergrondse. Geallieerde vliegtuigen schoten op die treinen, terwijl wij daar liepen. We sprongen in een greppel. Ik was helemaal ontdaan. Gelukkig is er toen geen trein geraakt; dat zou een enorme explosie gegeven hebben. Ik besef nu dat we door het oog van de naald zijn gekropen. Het was wel een spannend verhaal dat ik op school kon vertellen.
Toen een vriendje van me erachter kwam dat ik maar twee dagen per week te eten kreeg, mocht ik bij hem thuis huiswerk maken en lunchen. Als er iets over was, kreeg ik dat mee naar huis. Zijn vader drukte op zolder pamfletten, maar dat wist ik toen natuurlijk niet. Een NSB’er heeft hem verraden en Duitse soldaten kwamen naar zijn sigarenwinkel. Hij schudde snel mijn tas leeg, propte papieren erin en gaf me in aanwezigheid van de soldaten twee klappen en schreeuwde dat ik ervoor moest zorgen dat de volgende keer mijn huiswerk in orde was. Ik schrok me rot en begreep er niets van. Toen ik thuis kwam keek mijn moeder in mijn tas en vond daarin allemaal vluchtbrieven. Ze beval me die te verbranden, omdat het gevaarlijk was ze te hebben. Maar dat wilde ik niet; ik besefte dat het belangrijk was om ze terug te brengen. Ik verstopte ze in ons toilet en heb ze later teruggebracht naar de vader van mijn vriendje.’

Wat maakte nog meer veel indruk op u tijdens de oorlog?
‘Op een dag kwam mijn vader niet thuis. Duitse soldaten kwamen aan de deur en zeiden: “Heute Nacht Sabotage!” Bleek dat mijn vader met anderen in een auto naar Santpoort was gegaan en één van hen had een pamflet met informatie over wat er allemaal in de oorlog gebeurde. Dat mochten mensen niet weten; alles was gecensureerd. Die blaadjes waren dus absoluut verboden. De auto werd aangehouden en iemand had het pamflet in mijn vaders tas gefrommeld. Daarom werd hij opgepakt. Een dag later kwamen er opnieuw soldaten aan de deur. “Heute Abend um fünf uhr komt das Fahrzeug”. Die avond om vijf uur reed er een vrachtwagen voor; de klep ging open en er rolde een man uit in een witte onderbroek met striemen op zijn rug. Mijn vader! Dat had zoveel impact op mij. Die rotmoffen…”

Heeft u moedige dingen gedaan in de oorlog?
‘Er was een gebrek aan hout voor de kachel. Mensen zaagden daarom de bomen in het park om. Op een dag werd iedereen, wij ook, door soldaten meegenomen naar het Duitse Hoofdkwartier aan de Kennemerstraatweg. Ze ondervroegen ons. Of we Joods waren, communistisch, of we iets wisten over de illegale pamfletten. Ik zei: “Wij zijn te jong om dingen te weten!” Maar de soldaat zei: “Je bent kennelijk niet te jong om ons park kapot te maken”. Hij zette ons tegen de muur, sloeg ons met een zweep, knuppelde me neer en riep “Raus!” We maakten dat we wegkwamen. Toch wilde ik onze kar in het park niet laten staan. Ik ben teruggegaan en heb hem meegenomen, met al het hout. Niet lang geleden kwam ik op Facebook een foto tegen van de Duitser die mij neerknuppelde!
Ik heb nog een herinnering. Mijn moeder vertelde me dat iedereen één wollen deken mocht houden en dat de Duitsers alle wollen dekens zouden ophalen. Ik rende naar huis en verstopte alle wollen dekens in het toilet. In de oorlog bestond het toilet uit een vierkante houten kist met een uitgesneden cirkel waar je op ging zitten. Daaronder stond een houten tonnetje van zo’n halve meter doorsnee. Om het tonnetje heen, in de houten kist, had ik de dekens verstopt. Toen de Duitsers ons huis doorzochten vonden ze niets!’

         

 

Erfgoeddrager: Vince

‘Wat moet ik hiermee, een ouwe kist?’

Hans Notmeijer kwam zelf naar de Twiskeschool in Amsterdam-Noord. Terwijl hij in gesprek was met Vince, Bas, Ebrar en Djuna over de oorlogsverhalen van zijn ouders en grootouders, bracht juf Nanette bracht hem een kopje koffie. ‘Dankjewel’ zei hij en keek toen op. ‘Hee wat léuk, wat doe jij hier…?’ Heel toevallig hadden juf Nanette en Hans Notmeijer, die vroeger meester was, op dezelfde school gewerkt. Dat was wel een grappig voorval tijdens het interview. De kinderen vonden het ook leuk om al die oude spulletjes te bekijken die uit de kist kwamen van de oma van Hans.

Kenden uw ouders gevaar in de oorlog?
‘Mijn ouders woonden in de buurt van het Mosveld, een ouder deel van Amsterdam-Noord. Omdat ze kind waren, merkten ze weinig van écht gevaar. Hoewel ik wel begreep dat mijn mijn vader op zijn 12e met een stel vriendjes ’s nachts naar een treinstation ging om kolen te pikken. Dat was best riskant, maar zo konden ze thuis de verwarming weer aanmaken. Toen ik mijn diploma had gehaald voor ‘meester’ ging ik op de brommer naar mijn oma. Tuurlijk zou oma heel trots zijn. ‘Yes, ik krijg geld’, dacht ik, maar toen ik bij mijn oma kwam, liep ze naar de slaapkamer en haalde deze doos. Wat moet ik hiermee, een ouwe kist? Mijn oma zei: ‘Dit is voor jou, omdat ik wil dat niemand vergeet wat er gebeurd is en dat de verhalen over de oorlog doorverteld kunnen worden’. Ik maakte hem open, net als jullie nu…kijk maar. Het eerste wat ik zag was deze krant uit 1940. Dit was de krant waardoor mensen wisten dat Nederland in oorlog was met Duitsland. Eerst was ik wat teleurgesteld met die ouwe spullen, maar jaren later ben ik trots op deze kist van mijn oma. Dankzij haar kan ik jullie over de oorlog vertellen. Ze bewaarde veel dingen uit de oorlog, zoals boeken, tijdschriften, kranten, eetbonnen en een persoonsbewijs…’

Kenden uw ouders mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn moeder kende veel mensen die zeiden dat ze in het verzet zaten. Eigenlijk gebeurde dat pas aan het einde van de oorlog, toen Duitsland al verloren had… Toen wilde opeens iedereen in het verzet. Vergelijk het een beetje met Ajax, je hebt zeg maar 10.000 fans en als ze het heel goed doen, heb je opeens 50.000 fans. Het is dus moeilijk na te gaan wie echt heeft gestreden in de oorlog.’

Hadden uw ouders honger tijdens de Hongerwinter?
Nee, niet echt want mijn ouders woonden in het noorden en daar waren veel boeren, dus ook genoeg te eten. Ze moesten soms wel dagenlang lopen met een kinderwagen. Helemaal langs het Noordhollandsch Kanaal naar Hoorn en soms wel verder. Ze vertelde dat het een paar keer gebeurd is dat ze eten hadden gehaald bij de boeren, maar werden tegengehouden door soldaten. Moesten ze alles weer inleveren. Dat was natuurlijk een angstige ervaring voor mijn moeder die toen nog maar een klein meisje was.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Erfgoeddrager: Vince

‘Wij dachten dat we helemaal niet met dat zoontje van een NSB’er mochten praten’

Rosalie, Nikky-Jayney en Vince van de J.D. Arkelschool in Broek op Langedijk interviewen Klaas ten Bruggecate in het BP station aan de Hornweg. De 90-jarige werkt nog altijd in het familiebedrijf en vertelt daar op kantoor en aan de hand van foto’s en vooraf gemaakte aantekeningen over de oorlog.

Waar woonde u in de oorlog?
‘Wij woonden aan de Sluiskade. Mijn vader was sluiswachter; er kwamen veel schepen met groente aan boord voorbij. Vaak kregen we wat te eten, waardoor we in die tijd voldoende te eten hadden. Er was in de oorlog niet alleen gebrek aan voedsel, maar ook aan rubber en olie. Dat kwam niet meer binnen in de haven, zoals gewoonlijk. Wij aten wel iedere dag vlees. Ik had in de tuin een groot konijnenhok gebouwd waar wel tachtig konijnen in zaten. Die werden niet gevorderd, dus konden we ze eten. Ik heb er tijdens de oorlog wel 1500 geslacht; elke dag eentje.
Op een dag in de Hongerwinter kwam een jongetje uit Amsterdam langs de deuren in Broek op Langedijk. Bij iedere deur kreeg hij één aardappel totdat hij een zakje vol had. Toen hij terugliep over het spoor bij Heerhugowaard werd hij aangehouden door de Crisis Controle Dienst en werd zijn zakje aardappels afgenomen. Dat was zo erg.’

Heeft u zelf iets ergs meegemaakt?
‘Er is iets dat ik nooit meer vergeet. Een keer zag ik hoe een stoomlocomotief met Duitse militairen, die vliegtuigen wilden beschieten, werd gebombardeerd. Ik fietste in de buurt en ging er naartoe. Het beeld van een militair die aan flarden geschoten was, dat vergeet je nooit meer.’

Kende u NSB’ers?
‘Wij hadden in de klas een kindje van een NSB’er zitten. Onze ouders hadden gezegd dat we niets tegen hem mochten zeggen. Ze bedoelden natuurlijk dat we hem geen belangrijke dingen mochten vertellen die we hadden gehoord, maar wij interpreteerden het zo dat we helemaal niets tegen hem mochten zeggen. Dus niemand sprak met dat jongetje en hij werd helemaal buitengesloten. Na de oorlog hebben we hem niet meer teruggezien. Veel NSB’ers werden na de oorlog als zuivering tewerkgesteld in de Wieringermeer. Een van de mannen in dat kamp wilde op zijn verjaardag graag naar zijn vrouw toe voor een dag. Hij vroeg een bewaker of die weg wilde kijken als hij stiekem op een kar sprong om mee naar huis te rijden. Hij beloofde aan het eind van de dag weer terug te komen. Dat mocht van de bewaker. Gelukkig waren er mensen die menselijk bleven. De broer van mijn vader was ook NSB’er. Dat vonden wij fout, maar het bleef wel zijn broer.’

          

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892