Erfgoeddrager: Tzippy

‘De heer Albert Heijn, die op de Westzijde woonde, stelde een leslokaal ter beschikking’

Wij (Tzippy, Kick, Kris en Charlotte) gingen op bezoek bij mevrouw Anna Doves-De Beurs, die tijdens de oorlog in de Schildersbuurt woonde. In die tijd zat ze op het Zaanlands Lyceum, dat toen nog Gemeentelijk Lyceum heette en op het Ruiterveer zat, vlakbij de Westzijde. Ze was toen 17 jaar oud. Nu is ze al 97 jaar. Haar dochter was ook bij het interview aanwezig.

Wat kunt u zich nog herinneren van uw schooltijd?
‘Ik zat op het gymnasium van het gemeentelijk lyceum, nu dus het Zaanlands Lyceum en ik had een Joodse schoolvriendin, Julie Veth. Zij was moest van school omdat ze Joods was. Ik heb altijd met haar gecorrespondeerd, en die brieven heb ik nog. Helaas heeft zij de oorlog niet overleefd. Aan het eind van de oorlog werd de school gesloten, omdat het te koud was. Er waren geen brandstof meer om de school te verwarmen. Ik kan me nog herinneren dat de heer Albert Heijn, die op de Westzijde woonde, een leslokaal ter beschikking stelde. En bij mij thuis wam de leraar Grieks lesgeven, dat was wel heel bijzonder. Mijn moeder maakte dan ‘bloementhee’ voor hem. ‘

Wat merkte u thuis van de oorlog?
Nou, thuis zat ik natuurlijk vaak te oefenen voor school. En dat was lastig met de verduistering. We hadden petroleumlampen op tafel en nog zon drijvertje. En dan zat ik met een klein waxinelichtje op mijn schrift. Na mijn eindexamen ben ik begonnen met een typcursus. En die tijd was zo geregeld dat het van 18:30 tot 19:30 was, nou ja dan kon ik net nog naar huis het donker werd. En ik weet ook nog dat alles op de bon was. Het eten, maar ook kleding en schoenen en brandstof. Maar ja, tijdens de Hongerwinter ging het gas, brandstof (kolen) en elektriciteit er helemaal uit. En toen kochten we een potkacheltje met van die ringen erin zodat er grote en kleine pannen in konden. En een zakketeltje: er zat een zak onderin waar je water in kon koken. En we gebruikten briketten, want die waren goed houdbaar en lang heet.

Was u weleens bang in de oorlog?
Jazeker, ik was wel bang in de oorlog. Ik heb een keer gesolliciteerd bij het arbeidsbureau in Amsterdam op aanraden van een kennis, maar op het arbeidsbureau stond eigenlijk iedereen aan de foute kant. Ik werkte destijds bij Verkade en ik wilde een andere baan. Een meneer zei tegen me: ‘Ik ken een mevrouw die goed is.’ Hij gaf me een brief mee en die moest ik aan die mevrouw geven. ‘Houd hem in je tas en loop er niet mee te wapperen. Is ze er niet, dan ga je gewoon weer weg. Je geeft de brief niet uit handen.’ Ja toen was ik wel bang, hoor. Ik moest op acht hoog zijn in het gebouw in Amsterdam. Maar het is goed gegaan en ik kreeg een andere baan. Want ik wilde natuurlijk wel ergens werken waar een goede sfeer was en ik kwam terecht bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij.

 

Erfgoeddrager: Tzippy

‘Wij, Indische Nederlanders, werden na de onafhankelijkheid gezien als een soort verraders.’

Paul Koster (1935) ontvangt Zoë, Tzippy, Melissa en Alessio in zijn woning in Zaandam. Hij is geboren in Semarang, midden Java, aan de zuidkust van Indonesië. Vanaf het moment dat het interview van start gaat hangen de leerlingen aan zijn lippen. Paul kan erg beeldend vertellen. 

Kunt u zich herinneren van uw kindertijd in Nederlands-Indië?

‘Het was niet mooi wat er gebeurde toen het oorlog werd. Er ontstonden in de avond allemaal vechtpartijen en bloedbaden. Het was ook een rare situatie, gezien de bevolkingssamenstelling. Toen de Nederlanders in de zeventiende eeuw naar Indië kwamen, waren dat allemaal mannen. Alleen de stuurman en de kaptein mochten hun vrouw meenemen; Jan met de pet zal ik maar zeggen; die mocht zijn vrouw niet meenemen, al ging hij weg voor jaren. De mannen trouwden Indonesische vrouwen. Zo kreeg je een subgroep halfbloeden, de Indische Nederlanders en dat zijn wij. Mijn vader was een Nederlander, die was rijker in vergelijking met de Indonesiërs. Maar vrouwen zoals mijn moeder die iets met een Hollander kregen, werden een beetje uitgestoten door de eigen bevolking.

Kunt u aangeven wat de verschillen zijn tussen de Nederlanders en Indonesiërs?

‘De Nederlandse groep mensen in Indië was beter opgeleid dan de rest van de bevolking. Ze vormden op een bepaald ogenblik een bestuur en veel gebieden werden bezet. Er waren veel militairen bij, dus er kwamen ook veel afstammelingen van wie de vader militair is geweest. Na 1930 begon Nederland pas scholen te bouwen, eigenlijk te laat. Toen de VOC-handelaren in de achttiende eeuw het land innamen als Nederlandse kolonie, stelden zij alleen de Indonesische adel (de sultan) gelijk aan de Nederlander. Ze maakten slimme afspraken met de sultans daar. Er was dus een elite Indonesiërs, vaak van adel, die hoogopgeleid werd. De rest van de bevolking leefde in armoede in de kampongs. ‘Gemengdbloedigen’ zoals ik, die zowel Nederlands als Indonesisch bloed hadden, kwamen in de knel te zitten tussen de Nederlanders en de Indonesiërs. Toen al die scholen en universiteiten werden gebouwd was het al te laat. En toen kreeg je ook nog de Tweede Wereldoorlog en daarna werd het onderscheid tussen de Nederlanders en de Indonesiërs alleen maar groter. Na de onafhankelijkheid van Indonesië werden wij gezien als een soort verraders.’

Bent u later nog wel eens terug geweest naar Indonesië?

‘Ja hoor! Ik heb mijn vrouw laten zien waar ik vroeger buiten speelde. Het raakt me wel keer op keer als ik terugkom. Bij ons werd altijd gezegd: je hebt een vaderland én een moederland. Mijn vaderland is Indonesië en mijn moederland is Nederland. Ik zal een voorbeeld noemen: in de oorlog werden veel mannen vanaf zestien jaar tijdens de oorlog in een kamp gestopt door de Japanners, om te voorkomen dat er onderling gevochten zou worden. Het was voor mij als kind geen vervelende tijd. Ik hoefde bijvoorbeeld niet naar school. Ik had toen het besef nog niet wat er allemaal gaande was. Toen het besef kwam, kreeg ik dubbele gevoelens, dat bedoel ik ermee te zeggen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892