Erfgoeddrager: Sonny

‘Dat mijn rode autoped oranje was geschilderd, vond ik zo erg’

Sonny en Duco van basisschool Oscar Carré spraken met Willem Prins, die vier jaar was toen de oorlog begon. Samen met zijn broer en ouders woonde hij toen aan de Van Woustraat 190, achter de fotozaak van zijn vader. Dat hele huis was kleiner dan zijn huiskamer nu, in de Oude-IJselstraat. Willem heeft nog een heel oud, leren fotoboek met foto’s uit de oorlog.

Wat weet u nog van de oorlog?
‘Niet heel veel. Ik heb geen trauma’s ervan, omdat ik nog zo klein was. Ik vond het heel spannend. Toen er bommen vielen bij de Gerrit van der Veenstraat stonden we met jassen en tassen op de gang, zodat we weg konden vluchten als het dichterbij zou komen. Gelukkig was dat uiteindelijk niet nodig.
Ik had halve dagen school, omdat onze school als kazerne gebruikt werd door de Duitsers. We gingen toen naar een katholieke school die we moesten delen met de leerlingen van die school. We zaten als kind ook vaak in Artis. Dan kropen we door het hek naar binnen en mochten dan helpen met het voeren van de dieren. Er was in die jaren geen gas en elektriciteit. Het huis maakten we warm met cokes. Dat waren brokken, eigenlijk afval van de kolenindustrie, die we in een heel klein, door mijn vader gemaakt kacheltje stopten. Mijn broer en ik gingen dan ‘coke kloppen’. Zo heette dat als je van de brokken kleine stukjes maakte.’

Had u het koud of honger tijdens de oorlog?
‘Ik heb nooit echt honger gehad. In de tuin stonden twee tonnen. Een met gezouten andijvie – heel vies, maar we hadden tenminste te eten – en de ander met zuurkool. Dat was wél lekker. Mijn vader wilde altijd heel flink zijn. Ik heb hem maar één keer in zijn leven zien huilen, toen hij een koffer vol aardappelen had gekregen. Dat geeft wel aan hoe moeilijk mijn ouders het hadden om aan eten te komen. Met mijn broer ging ik naar het Amstelstation en de Utrechtseweg, waar toen nog tuinderijen waren. We gingen dan kijken of we groenten konden krijgen. Dat vonden we leuk om te doen. Ik weet niet of we het gratis kregen maar ik denk het wel.
Het viel mij op een gegeven moment op dat er geregeld mensen over de vloer kwamen bij ons. Wij noemden altijd iedereen mijnheer of mevrouw en dan de achternaam. Maar deze mensen hadden alleen maar een voornaam. Na de oorlog heb ik pas gehoord hoe dat zat. Bij ons werden valse identiteitsbewijzen gemaakt. Later heb ik ook een revolver gevonden, onder de etalage van de fotozaak van mijn vader.’

Wat weet u nog van de bevrijding?
‘Dat mijn rode autoped, dat heet nu een step, door mijn ouders oranje was geverfd. Ik vond dat zo erg! We hebben de Canadezen toegejuicht toen ze via de Berlagebrug de stad binnen kwamen rijden. Mijn broer en ik stonden op de Amstellaan, dat heet nu de Vrijheidslaan. Als je geluk had, mocht je meerijden op een tank. Maar wij mochten op een vrachtwagen mee. We hebben daar heel lang op gezeten, tot aan de Hoofdweg in het westen van de stad. Op een gegeven moment gingen ze richting Haarlem en toen werd ons geadviseerd om er toch maar af te gaan. Ik weet niet hoelang we gelopen hebben, maar dat ik heel erg moe was toen we thuiskwamen, weet ik nog wel.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892