Erfgoeddrager: Shira

‘Op dat briefje bij de radiozaak stond dat we bevrijd waren’

In het sfeervolle huis van Marius Romijn (1938) nemen Mirthe, Shira, Kerim plaats aan tafel. Hun klasgenootje Jacob was helaas ziek tijdens het interview. Het huis aan de Parkstraat 2 was vroeger deel van de apotheek waar hij met zijn vader, moeder, twee zussen en broertje woonde. Hij heeft al verschillende foto’s en een oude Volkskrant neergelegd uit de oorlog en kan direct beginnen met vertellen.

Wat vond u het engst in de oorlog?

Er was altijd gevaar. Toen ik vijf of zes was en met mijn grote zus naar school liep, kon het luchtalarm afgaan. Als er bijvoorbeeld bommenwerpers overkwamen, of andere vliegtuigen. Onze ouders hadden gezegd: ‘Als jullie op weg zijn naar school en het luchtalarm gaat af, dan moeten jullie gewoon bij het eerste het beste huis aanbellen en vragen of jullie even op de gang mogen staan’. Dat kwam wel eens voor. Na vijf of tien minuten wachten hoorde je die sirenes weer, maar nu in een andere toon. Dat betekende ‘einde luchtalarm’ en konden we weer de straat op.

Wat deed u toen Nederland bevrijd werd op 5 mei?

Zolang de oorlog duurde was het verboden om na acht uur ’s avonds nog op straat te zijn. Want als de Duitse soldaten kwamen, konden ze zo schieten als je na die tijd nog op straat was. En als er bijvoorbeeld een dokter naar iemand toe moest, dan moest hij op de fiets (want voor de auto was geen benzine) met een witte vlag met ‘Arts’ erop, want anders kon ook hij beschoten worden. Het was erg onzeker wanneer we nou bevrijd zouden worden. Een radio mochten we niet meer hebben. Maar bij de oude radiozaak (daar luisterden ze kennelijk stiekem toch naar de radio) hing op 5 mei een briefje aan de deur. Er stonden allemaal mensen omheen. ‘O,’ zei mijn vader, ‘Ik ga even kijken wat er aan de hand is.’ Op dat briefje stond inderdaad dat we bevrijd waren. Toen kwamen er allemaal mensen op straat die met elkaar begonnen praten. Er stond een man bij die dwarsfluit speelde, Marius Ruising heette hij, die ging hier op het plein spelen. Iedereen luisterde ernaar en danste rond van blijdschap. We speelden tot ’s avonds laat buiten, en het was nog licht ook. Dat was ongeveer het fijnste wat er was.

Had u genoeg te eten in de oorlog?

We hadden vaak erge honger. Ik was in de laatste winter maar één centimeter gegroeid. Maar gelukkig kwamen er helemaal aan het einde van de oorlog, en ook nog vlak daarna, vliegtuigen die eten naar beneden wierpen in blikken, de zogenaamde voedseldroppings. Dat eten werd allemaal uitgedeeld ‘op de bon’. In de oorlog was het al het eten op de bon gegaan om het zo eerlijk mogelijk te verdelen onder de bevolking. Ik weet nog dat wij op een bepaalde bon drie blikjes bacon kregen. Ik zie ze nog staan, van die hoge blikjes. Het was een soort ingemaakt, doorregen spek. Het was echt het allerlekkerste dat ik ooit in mijn hele leven gegeten heb.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892