Erfgoeddrager: Sama

‘Als ik in Suriname ben, denk ik na een paar dagen: ik wil weer naar huis’

Sama, Shaima, Nynke en Jeneiya interviewen Lillian van Geenen in het buurthuis van de Van der Pekbuurt in Amsterdam-Noord. Als de leerlingen van de nabijgelegen Nieuwe Havo haar ontmoeten, zijn ze benieuwd wat ze allemaal te vertellen heeft. De 67-jarige mevrouw Van Geenen is op haar 17e van Suriname naar Nederland gekomen. Ze is een ‘mengelmoes’: haar moeder was een Indiaanse vrouw en haar opa heeft een slavernijverleden.

Waar ging u werken toen u hier kwam wonen en merkte u iets van discriminatie? Ik ben jarenlang van de ene naar de andere baan gegaan, 35 jaar om precies te zijn, tot ik bij een bank ging werken. Ik heb eigenlijk nooit iets van discriminatie meegemaakt tijdens het solliciteren. Wel ging ik altijd via iemand solliciteren. Dus via een neef kwam ik weer ergens terecht, of via iemand anders. Ik heb altijd hard gewerkt en dat heb ik echt van mijn ouders meegekregen.’

Heeft uw jeugd invloed gehad op uw denkwijze nu?
‘Ja, ik ben naar school geweest, precies zoals mijn broers ook naar school zijn gegaan. Mijn vader zag het verschil niet tussen jongens en meisjes. Ik ook niet.’

Gaat u nog wel eens naar Suriname?
‘Ja, maar als ik dan een tijdje in Suriname op vakantie ben, denk ik na een paar dagen: ik wil weer naar huis. Mijn hart ligt echt in Nederland.’

Ziet u vandaag de dag nog dingen terug van het kolonialen verleden?
‘Nee, het interesseert mij niet zo. Ik ben wat dat betreft echt een Nederlandse burger die er niet zoveel mee te maken heeft.’

Erfgoeddrager: Sama

‘… maar als er wat gebeurde, was ik meteen “die poepchinees” of “die rare pinda”.’

Van tevoren vonden Anouck, Sama, Phoebe, Nikki en Rianne het best spannend om Kitty Awondatu (1965) te interviewen, maar eenmaal binnen kregen ze een warm welkom met wat te drinken en een stukje spekkoek. Ze voelden zich meteen op hun gemak en speelden tussendoor met de hond Karma.

Waar ben je opgegroeid?

‘Ik ben geboren in Surabaya (Indonesië) en kom uit een gezin van vijf kinderen. Wij verhuisden naar Nederland toen nog maar een baby was. Dit komt door de omstandigheden in Surabaya, waar de Indonesiërs de baas waren. Dat had impact op mijn vader, die een lichte huidskleur heeft en Nederlands bloed. Hij voelde zich daar niet meer thuis. Mijn ouders besloten dat Nederland ons een betere toekomst kon bieden. Eenmaal hier aangekomen moesten wij onze Indonesische nationaliteit afzweren en waren wij drie jaar statenloos. Voor mijn vader was deze verhuizing naar Nederland makkelijker, omdat hij al familie in Nederland had en zich ook meer Nederlands voelde. Maar mijn moeder was een volbloed Indonesische. Voor haar was het alsof ze haar vaderland achter moest laten en ze heeft daar ook nog best nare gevoelens over gehad. In Nederland werden we niet echt vriendelijk ontvangen. Het is net als bij andere buitenlanders en vluchtelingen: er is altijd wel een groep mensen die vindt of zegt: “Jullie horen hier niet” of “Ga terug naar je eigen land”. Voor Indische mensen zoals wij was het wel makkelijker om zich te voegen bij de Nederlanders, omdat we de taal spraken. Er werd in Nederlands-Indië namelijk altijd Nederlands onderwezen op school. Mijn ouders waren Nederlands opgevoed en gingen naar Nederlandse scholen. De topografie op Indische scholen ging ook over Nederland. Zelf spreek ik niet zo heel goed Indonesisch, dit komt ook doordat mijn ouders dat liever niet wilden. Toen ik hier naar school ging werd ik wel soms gepest. Niet meteen, maar als er wat gebeurde was ik meteen ‘die poepchinees’ of ‘die rare pinda’.Als kind vond ik dat best gemeen en heftig. Als ik er nu op terugkijk, besef ik dat die kinderen niet beter wisten en mij zo behandelden omdat zij kennelijk zelf zo waren opgevoed door hun ouders.’

Hoe hebben je vader en moeder de Japanse bezetting meegemaakt?

‘Mijn vader was vijftien jaar toen de Japanners ons land bezetten. Zijn familie had het vrij makkelijk, doordat mijn opa een goede functie had bij de douane en ervoor kon zorgen dat de familie niet in het kamp terechtkwam. Mijn moeder en haar Indonesische familie hadden het daarentegen lastiger, ook zij werden onderdrukt door de Japanners en ze moesten ook echt voor hen buigen. Mijn vader had het juist moeilijker na de oorlog, toen het land onafhankelijk werd. Hij had last van discriminatie door de Indonesiërs vanwege zijn lichtere huidskleur.’

Ga je nog wel eens terug naar Indonesie?

‘Ik ben voor de eerste keer in 2009 terug naar Indonesië geweest. Als je daar dan met het vliegtuig landt, dan ruik en zie je meteen die specerijen en de geuren en dan weet je gewoon: dit is mijn moederland. Het was heel bijzonder, de geuren en kleuren. Niet dat ik ze bewust heb meegemaakt als baby, maar je herkent ze gewoon van thuis. Al ben ik dan opgegroeid in Nederland, Indonesië is en blijft altijd in mijn hart.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892