Erfgoeddrager: Roan

‘Er stonden dertien man klaar om die jongens af te schieten’

Koen, Laevi en Roan van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven worden hartelijk verwelkomd door Cor van der Linge (1937) en zijn herdershond Tara. In de gezellige huiskamer blijken nog meer dieren te wonen: twee kanariepietjes met hun jongen, een papegaai en een aquarium met tropische vissen maken het een levendig geheel. Meneer Van der Linge heeft foto’s en voorwerpen over de oorlog op tafel gelegd, waarmee hij zijn verhalen kan illustreren. Hij was 3 jaar toen de oorlog begon en woonde met zijn ouders in de Barneveldstraat.

U woont hier naast een school. Wat is er in de school gebeurd tijdens de oorlog?
‘Ik ben hier in de Barneveldstraat geboren, ik ben echt een Drents-Dorpenaar. Ik heb hier zelf ook op school gezeten. In het begin van de oorlog zat ik in de Theresiastraat en daarna in een kiosk op het Brabantiaterrein. Er stonden wat stoelen en banken met planken, er was geen licht, alleen een fakkel. Daarna moesten we naar het tennispaviljoen op de Botenlaan. Tijdens de oorlog zaten de Duitsers hier in de school, ze sliepen en aten er. Op de speelplaats deden ze hun oefeningen. Wij keken er vanaf de Barneveldstraat recht op. Vanwege de verduistering moest alles zwart zijn, er mocht geen stipje licht doorkomen. Zwart karton zat er voor de ramen. Daar hadden wij een gaatje door gemaakt en daarvoor hadden wij een schuifje gemaakt dat je kon laten zakken. Zo konden wij alles in de gaten houden wat hierachter gebeurde bij de Duitse soldaten. Het waren allemaal jonge jongens van 17 tot 22 jaar. Ze kregen een opleiding als piloot. Ze maakten vliegtuigen van hout. Later kwamen de Canadezen, de Schotten en de Engelsen. Die hebben ook hier in de school gezeten.’

Wat is het ergste dat u hebt meegemaakt in de oorlog?
‘Achter de schutting stonden zeven jongens die iets uitgevreten hadden. Er stonden dertien man klaar om die jongens af te schieten. Toen kwam er een vrouwke van Theresia, een oma van een van die jongens, en zij heeft het voor elkaar gekregen dat die jongens niet doodgeschoten werden.

Toen de Canadezen in de school kwamen, zetten ze er een fotolaboratorium in. Ze maakten foto’s van de plekken die gebombardeerd moesten worden. Alle foto’s die in de oorlog vanuit vliegtuigen werden gemaakt, werden daar afgedrukt. Ze gebruikten de foto’s voor bombardementen. Na afloop moesten die foto’s vernietigd worden. De negatieven zaten op een grote rol en die moesten verbrand worden. Ik was daar ook bij. Ik haalde de negatieven van de rol af en er bleef dan een houten klos over en die bewaarde ik voor de kachel.’

We hoorden dat jullie een varken hadden tijdens de oorlog…
‘Wij hadden inderdaad een varken in een hok met stro. Op een dag was-ie door zijn poten gezakt en wij wisten niet wat te doen. Een soort dierenarts gaf ons advies om water en zand, modder dus, in zijn hok te doen in plaats van het stro. En de volgende dag liep hij weer. Maar op een dag was hij weggelopen. Een Duitse soldaat, Hans, bracht hem weer terug. Uiteindelijk heeft de familie hem laten slachten. Want je had altijd honger in de oorlog.’

Erfgoeddrager: Roan

‘Al het eten in de oorlog was grauw’

Vier paar nieuwsgierige oogjes staren Wout Hol al aan als hij zijn auto aan de overkant van de school parkeert. Iedere schooldeur wordt voor hem opengehouden door Stefan terwijl Roan, Mirthe en Lynn hem naar het technieklokaal begeleiden. Zijn jas wordt netjes aangenomen en de koffie ingeschonken. ‘Wilt u ook een koekje?’ vraagt Lynn. En dan vertelt hij de leerlingen van de Van den Brinkschool het verhaal over zijn oorlog, die begon toen hij pas drie weken oud was.

Bent u geëvacueerd?
‘Jazeker. Bij de tweede evacuatie is heel Bennekom leeggeruimd vanwege de Slag om Arnhem. Ook wij moesten ons huis verlaten. Ik heb een gehandicapte zus en daardoor konden wij niet heel ver reizen en ook ik was nog erg klein. We zijn redelijk dichtbij, in Ede, ondergebracht. We mochten op een graanzolder slapen samen met een andere familie uit Wageningen. We sliepen op bedden van stro. Ik herinner mij nog een ochtend heel goed daar op de graanzolder. Het was een zondag en iedereen kwam terug van de kerk behalve mijn vader. De Duitsers hadden hem eruit gepikt. Het was een jonge, sterke kerel waardoor hij perfect was om te werken in een werkkamp. Hij werd naar Mooiland gebracht, maar wist al na een paar dagen te ontsnappen. Bij het afmarcheren is hij de bosjes ingedoken en heeft het op een lopen gezet. Een paar dagen later werden we wakker en lag onze vader gewoon weer in zijn bed te slapen, alsof hij niet was weggeweest.’

Was u heel bang voor de Duitsers?
‘Ik was voor zo ver ik mij kan herinneren niet heel bang, ik was tenslotte maar een klein jochie. Wel wist ik dat je uit de buurt van de soldaten moest blijven. Mijn vader zat hem wel regelmatig te knijpen, hij was natuurlijk uit een kamp ontsnapt en kon ieder moment weer worden teruggestuurd als ze hem ontdekten. Zo stond er op een middag plotseling een Duitse officier met een paard in de kamer. Hij was een rondje aan het rijden toen hij plotseling werd beschoten vanuit de lucht. Hij schoot toen met zijn paard ons erf op en reed zo naar binnen. Mijn vader wist natuurlijk niet hoe snel hij weg moest komen. Hij pakte mij op en rende naar de slaapkamer. Daar hebben we ons verstopt totdat de militair weer weg was. Toen was ik wel bang en mijn vader misschien nog wel erger.’

Kent u mensen die zijn vermoord?
‘Mijn buurman heeft het niet overleefd. Hij had zijn koeien meegenomen naar zijn evacuatieadres, maar die hadden niet genoeg te eten. Hij is daarom teruggegaan naar Bennekom om daar zijn gras te maaien. Bennekom was verboden terrein. Hij is door Duitse soldaten opgepakt en doodgeschoten. Ze lieten hem in de greppel achter. Na de oorlog, tijdens het uitbaggeren van de sloot, hebben ze hem gevonden.’

Heeft u ook een leuke herinnering aan de oorlog?
‘Ik weet nog goed het moment dat we werden bevrijd. Er kwamen rijen en rijen met militaire auto’s en tanks uit Lunteren. Het was een hele lange weg dus het was heel indrukwekkend om naar te kijken. Ik maakte er met mijn vriendjes een sport van om zigzaggend tussen de tanks door te rennen. Er waren heel veel geallieerden die hun tenten opzetten in de omgeving. Er stond een soldaat brood te smeren. Heel veel mooie plakken brood mét boter erop! Hij zag me en ik kreeg toen ook zo’n mooie snee brood waar ik ontzettend blij mee was. Ik rende ermee naar huis en heb het lekker met mijn moeder samen opgepeuzeld. Ik had nog nooit echt brood gehad. Wij hadden in die tijd oorlogsbrood. Ik weet niet precies hoe je dat maakt; het was een beetje grijzig. Al het eten in die tijd was grauw.’

Erfgoeddrager: Roan

‘Mijn opa was geweldig!’

Met wat gezonde spanning fietsen Roan, Savina en Hela van basisschool De Kweekvijver van Oostzaan naar Zaandam. Daar woont Siem Meijn nu met zijn vrouw Gre. Vooraf hebben ze samen op school het interview voorbereid. In zijn tuin wacht Siem, samen met Gre, de kinderen al op. Ze gaan naar binnen en worden verrast met… chocolademelk en taart! Daarna zoeken ze buiten in de tuin een geschikt plekje op waar ze het interview houden.

Wat is er met uw moeder gebeurd toen de oorlog voorbij was?
‘Dat was niet leuk. Op 7 mei 1945 kwam mijn moeder met de trein naar Oostzaan. In het dorp stonden zo’n 120 mensen haar op te wachten want als je met de Duitsers had ‘aangelegd’, dat is gevrijd of gekust, kwamen ze je ophalen, werd je kaal geschoren, en dan ging er teer over je hoofd en veren. Dan moest je vooruit lopen voor de spot. Mijn moeder zat die middag in het huis van mijn opa want mijn tante was jarig, toen die menigte haar kwam ophalen. Mijn opa stormde al vloekend naar buiten: ‘Als er nog meer mensen op mijn worf komen’, dat is erf op z’n Oostzaans, ‘dan schiet ik ze op de harses!’ Hij had een skietmasker in zijn handen waarmee ze in die tijd koeien doodmaakten. Uiteindelijk zijn er een paar mensen met hem gaan praten en hoefde mijn moeder niet mee. Wel moest ze daarna wel zes maanden binnen of op het erf blijven.’

Wat voor impact heeft dat op uw jeugd gehad?
‘Heel erg veel. Teveel. Ik ben veel gepest vanwege mijn moeder. Ik zat op de Noorderschool en in de eerste klas haalde ik alleen maar zevens en achten, ik was dus heel goed. In de tweede klas deed ik weer mijn best, maar haalde ik vieren en vijven, en twee zesjes voor vlijt en gedrag. Ik begreep er helemaal niets van. Thuis kreeg ik op mijn donder en moest ik 100 sommen maken. Mijn moeder is de volgende dag naar school gegaan en kwam al na 10 minuten terug. De juffrouw was erachter gekomen wat mijn moeder in de oorlog had gedaan en daarom werd ik gepest. Vanaf toen ging ik naar de Kerkbuurtschool. Ik was altijd bij mijn opa, hij was geweldig en daar ben ik blij om. Ik had een Jol en ging vaak varen, met een fuik stiekem vissen vangen. Ik was best een ondeugende jongen, ik vocht veel en moest van mijzelf afbijten.’

Schaamde u zich voor uw moeder?
‘Nee, absoluut niet, dat was gewoon mijn moeder. Ik vond wel dat ze mijn zussen voortrok; ik had het gevoel dat ze mij niet moest. Twee keer ben ik bijna verdonken terwijl mijn moeder wegliep, mijn tante heeft mij gered. Toen ik 18 was, veranderde de situatie. Ik was verliefd geworden op Gre en ik moest kiezen tussen haar en mijn moeder. Ik ben nooit meer thuis geweest. Het enige dat ik van mijn vader weet is dat hij in Tuindorp-Oostzaan woonde en in 1994 is overleden. Meer weet ik niet. Mijn stiefvader is voor mij mijn vader geweest. Ik heb een halfbroer en drie halfzussen. Ze leven allemaal nog. Vroeger had ik geen vrienden, wilde ik ook niet. Nu heb ik wel vrienden. Wees altijd eerlijk, ook tegen je kind. Nooit liegen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892