Erfgoeddrager: Reijer

‘Toen is mijn vader opgepakt en vermoord’

De moeder van Yvonne van der Zwaard was een Duitse en haar vader was een Nederlander en joods. Nynke, Teun en Reyer van de Rosa Boekdrukkerschool gaan met de bus bij Yvonne op bezoek om haar hierover van alles te vragen.

Wat is uw eerste herinnering van de oorlog?
‘Dat we naar school moesten met een pannetje en een lepel en dat we dan met de hele klas naar de gaarkeuken gingen lopen in de Balboastraat. Daar kregen we dan aardappelschillensoep, het zag eruit als slootwater met schillen, echt heel vies. Moeder bakte ook taart van suikerbieten, echt heel zoet en dat bleef in je keel hangen, bah! En het brood dat je met bonnen kon halen was ook heel smerig, je kon het haast niet doorslikken. Het eerste dat ik na de oorlog rook was het Zweedse wit-brood, dat was nog lekkerder dan een taartje.’

Heeft u ook spullen geruild voor brood?
‘In 1944 was ik 6 jaar en omdat mijn moeder Duits was en nogal met een accent sprak – dat hoorde ik niet, maar anderen wel – had het geen zin om met mijn moeder te gaan. De buren deden dat voor ons. Mijn vader had tot 1942 als stoffeninkoper gewerkt voor Gerzon. Hij kwam daardoor voor de oorlog vaak in Duitsland en zag wat er daar gebeurde. Daarom had hij balen stof en scheermesjes gehamsterd aan het begin van de oorlog, dat werd dan geruild. Bij de Wiegbrug lag een keer een Duitse boot met boomstammen, daar ben ik met mijn zus opgeklommen en toen hebben we een boomstam gepikt en mee naar huis genomen. Dat is de enige keer in mijn leven geweest dat ik iets heb gepikt.’

Uw vader was joods, moest hij dan niet onderduiken?
‘Mijn moeder was niet joods, ze waren dus ‘gemengd gehuwd’, dat maakte mij en mijn zusje half-joods en het betekende dat mijn vader en mijn zusje en ik niet werden opgepakt. Mijn vader liet af en toe joden bij ons onderduiken. Hij had een schuilplaats gemaakt op zolder onder het plafond en de joodse buren van 1 hoog sprongen bij een razzia ook van het balkon en verstopten zich in ons huis. De NSB-buurman van nummer 43 heeft mijn vader verraden en toen is mijn vader opgepakt en vermoord. Ook de joodse buren en de rest van mijn joodse familie zijn allemaal opgepakt en vermoord. Pas in 1952 kregen we officieel te horen dat mijn vader dood was en pas drie jaar geleden hebben we gehoord wat er nou eigenlijk echt met hem gebeurd is.’

Hoe voelde het toen u bevrijd werd?
‘Er was feest in alle straten. Er waren ook wedstrijden op straat tussen de verschillende straten en iedereen was vrolijk. Mijn moeder was al zo’n tien jaar voor de oorlog in Nederland komen wonen, maar toch werd ze verschrikkelijk uitgescholden. De NSB-buurman is na de oorlog opgepakt en heeft in een kamp gevangen gezeten. Het was wel heel moeilijk om geen familie te hebben.’

Erfgoeddrager: Reijer

‘Een lamp stelen bij Joodse buren’

Toen de oorlog begon was mevrouw Munnik 2 jaar. Halverwege de oorlog werden haar broer en zus bij boerenfamilies ondergebracht. Daar bleven zij tot het einde van de oorlog. Mevrouw Munnik wilde bij haar moeder blijven.

Hoe kwam u in de oorlog aan eten?
‘Per gezin kreeg je voedselbonnen en een bakblik waarmee we ‘s morgens naar de kruidenier op de hoek gingen. Dan werd er een brood voor je gebakken. Er werden ook voedseldroppingen gedaan. Dan kwamen er ’s avonds vliegtuigen over en ging mijn vader het dak op. Iedere keer als hij dat deed, was ik zo bang dat hij van het dak zou vallen. Ik dacht toen: liever geen dropping en honger lijden, dan dat ik mijn vader moet verliezen. Mijn vader ging ook op de fiets naar de boer om iets te ruilen voor eten. Hij was heel handig en kon op één of andere manier aan tabaksbladeren komen. Die droogde hij over waslijnen op zolder en vervolgens ruilde hij ze voor eten. Er waren geen sigaretten en de mensen hadden er best wat voor over. Zo hadden wij iets extra’s. Hij bracht ook tulpenbollen en suikerbieten mee. De bollen werden gekookt, die aten we zo op, van de bieten maakte mijn vader stroop.’

Woonden er veel Joodse mensen in uw buurt?
‘Bij ons in de Rivierenbuurt woonden heel veel Joodse mensen. Wij woonden op een half rond pleintje en op een gegeven moment werd er, aan de overkant in een benedenhuis, een familie weggehaald. En binnen vijf minuten dat die mensen weg waren, kwamen alle buren en die stripten dat hele huis leeg. Alles werd meegenomen. Ik moest ook een lamp voor mijn moeder halen, zo klein als ik was ben ik naar beneden gegaan. Toen ik zag dat mijn buurjongetje die lamp al in zijn handen had heb ik die van hem afgepakt. Als ik er nu over nadenk, is het eigenlijk verschrikkelijk en schandelijk. In die tijd had niemand wat en alles wat je extra had, dat kon je verkopen of ruilen voor eten.’

Hoe heeft u de bevrijding ervaren?
‘Op een gegeven moment kwamen de Amerikanen over de Berlagebrug met hun tanks en iedereen werd helemaal gek, ze renden die kant op. Zo ook mijn ouders maar ik was nog klein en mocht niet verder dan de hoek en heb daar netjes op ze staan wachten. Mijn ouders kwamen niet, want zij waren op die tanks geklommen en mee de stad ingereden. Naar mijn idee heb ik daar uren staan wachten, totdat mijn oma per toeval door het raam keek en mij zag staan. Zij heeft mij thuis naar bed gebracht en pas heel veel later kwamen mijn ouders terug. Dat heeft zo’n indruk op mij gemaakt want ik voelde mij zo verlaten. Ik dacht wat gebeurt er in hemelsnaam allemaal? Het was een gekte. Het zei me ook helemaal niets dat de oorlog voorbij was. Toen ik wat ouder was begreep ik het pas.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892