Erfgoeddrager: Rebekka

‘Bang dat ze iedereen met een bril zouden oppakken’

Twee schoolrapporten heeft Remmert Tekelenburg voor Rebekka, Liza en Debora meegenomen naar basisschool De Morgenster. Daar vindt het gesprek plaats. De meisjes zien veel zevens en achten op het eerste rapport, maar op het tweede rapport is niet alles ingevuld.  Hoe dat komt, vertelt Remmer Tekelenburg, die een maand na het begin van de oorlog zes jaar werd, aan hen.

Wat merkte u in het begin van de oorlog?
‘Mijn vader was er niet, want die moest opkomen voor dienstplicht. Hij was geen soldaat, maar zat bij de verzorging van de Nederlandse soldaten. Hij was gelegerd in Rotterdam, dat door de Duitsers is gebombardeerd. Heel toevallig had mijn vader toen net ‘klein verlof’, ik denk omdat mijn broertje toen net was geboren. Terug in Rotterdam bleek dat het pension waar hij logeerde was weggevaagd.’

Had u genoeg eten in de oorlog?
‘Ik heb niet altijd lekker gegeten, maar er is bij ons thuis altijd wel íets te eten geweest. Dat was gewoon boffen. Mijn vader was scheikundige en had een bedrijf dat voedsel controleerde op kwaliteit, of er niet mee geknoeid was. Toen was voedsel niet verpakt, dus er kon van alles mee gebeurd zijn. Dat maakte dat er nog weleens wat voedsel overbleef uit dat onderzoek. En dat konden wij dan opeten.’

Hoe was het op school tijdens de oorlog?
‘Als het luchtalarm afging, was ik bang. Iedereen moest dan de schuilkelders onder de bruggen in. Mijn school zat aan de Prinsengracht, vlakbij de Vijzelgracht en alle kinderen moesten netjes klas voor klas naar binnen. Het was we donker, ik vond het doodeng. Tijdens de Hongerwinter waren alle scholen dicht, omdat er geen brandstof meer was en de klaslokalen niet verwarmd konden worden. Daarom staan er geen cijfers op mijn tweede rapport’.

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Vlak voor die winter kreeg ik de mazelen. Daardoor heb ik nu een bril. Daar werd ik weleens om uitgescholden. Doordat ik het gevoel had dat mensen willekeurig werden opgepakt, was ik bang dat ze ook alle mensen met een bril zouden oppakken. Dat heb ik nooit verteld, maar dat dácht ik wel. Ik begreep niet wat er aan de hand was als kind. Ik was vooral heel erg bang. Bijvoorbeeld voor de vliegtuigen, die zoveel lawaai maakten. De geallieerden vlogen vaak over ons heen op weg naar Duitsland om daar te bombarderen. Soms verloren ze een bom. Soms zag je plofjes en wolkjes in de lucht van vliegtuigen die elkaar beschoten. Dat waren dus ménsen die elkaar beschoten. Dat kon ik niet begrijpen. Eén keer kwam er een menigte vliegtuigen over toen wij net op de fiets naar familie in Zaandam gingen. We moesten over het Noordzeekanaal, maar er was geen brandstof voor de pont. Daarom hadden ze de ponten allemaal achter elkaar gelegd, en zo fietsen wij over het kanaal. Opeens was er die enorme menigte vliegtuigen, bommenwerpers, en ook nog eens heel erg laag. Dat was doodeng. Later bleek dat die vliegtuigen de Hoogovens hadden gebombardeerd.
In 1943 is een vliegtuig neergeschoten en vlakbij het Muntplein terechtgekomen, voor een deel op het Carlton Hotel. Daardoor zijn op de Singel, waar nu de Bloemenmarkt is, heel veel huizen verbrand. Daar is ook een jongen van mijn school bij omgekomen. De brand gaf een enorme vonkenregen over de stad en ons huis en het bedrijf van mijn vader was er niet heel ver vandaan. Mijn vader had een scheikundig laboratorium; we waren als de dood dat er brokstukken op terecht zouden komen. Gelukkig is dat niet gebeurd, maar toen waren wij met zijn allen wel bang.’

      

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892