Erfgoeddrager: Rayane

‘Daar stond ik dan met zweren op mijn benen en zonder eten’

Francisca Thomassen groeide op in de Gibraltarstraat. Haar vriendin Tinie Eerdhuizen in de Jodenbuurt. Ze hebben elkaar na de oorlog leren kennen in het dorp Zwanenburg, waar zij nu allebei wonen. Het is bijzonder om te merken hoe verschillend zij de oorlog hebben meegemaakt. Aan Inass, Kate, Teije en Rayane van De Boomgaard vertelden ze hun herinneringen aan die tijd.

Mevrouw Thomassen, hoe was de oorlog voor u?
‘Bij mij in de straat woonden geen joden. Mijn vader en zuster zaten wel in het verzet, dat heb ik allemaal achteraf te horen gekregen. Wel gebeurde er op een dag iets vreemds. Ik zat op de huishoudschool en mijn zus woonde daar vlakbij. Tijdens een tussenuur ging ik daar weleens langs. Mijn zus was in gesprek met de melkboer die voor de deur stond en ik besloot om alvast naar binnen te gaan. Eenmaal in de woonkamer werd er opeens een deur dichtgetrokken vanuit de kamer ernaast. Ik schrok zo erg en rende naar buiten. “Er zit iemand in je huis!”, schreeuwde ik. Mijn zus zei dat ik het vast verkeerd had gezien. Wat bleek, zij had een joodse onderduikster in huis. Mijn zus moest erg bang zijn geweest, je wist niet wat voor een man die melkboer was. Iedereen kon goed of fout zijn.’

Heeft u honger gehad?
‘Iedereen in Amsterdam had honger tijdens de hongerwinter. Ik liep op gekke klompjes, die helemaal niet lekker zaten. Ik liep regelmatig met mijn buurmeisje naar halfweg om wat eten te zoeken in weilanden of bij boeren. Door mijn slechte weerstand had ik allerlei zweren opgelopen. Eenmaal aangekomen op sloterdijk stonden daar de Duitsers die al mijn verzamelde eten afpakte. Daar stond ik dan met zweren op mijn benen en zonder eten.’

Mevrouw Eerdhuizen, hoe was het om te wonen in de Jodenbuurt tijdens de oorlog?
‘Mijn ouders, drie broers en ik gingen als vrienden om met andere buurtbewoners die voornamelijk joods waren. Ik had een vriendinnetje die ik kende uit de buurt en zij was ook joods. In mijn straat werden veel mensen opgepakt tijdens de razzia’s. Grote overvalwagens met Duitsers met geweren reden de straat in. De kinderen die mee moesten, begrepen niet wat er aan de hand was. Zij klommen en speelden op de auto’s, totdat er een Duitser aankwam en heel hard schreeuwde dat zij moesten gaan zitten. Die mensen heb ik nooit meer teruggezien, ook mijn vriendinnetje niet. Veel Duitsers en NSB’ers gingen in de leegstaande huizen wonen. Mijn broers zaten in het verzet, mijn moeder was heel erg bang en uiteindelijk hebben zij ondergedoken gezeten.’

Had u veel honger tijdens de oorlog?
‘Ik zag mensen omvallen op straat van de honger. Op een dag was ik met mijn moeder op een beestenmarkt. Zij zag daar een konijn in een klein hokje. Het was een cadeau voor een van mijn broers die moest werken in Duitsland. Niet als huisdier, maar als eten. Mijn vader en ik raakten erg gehecht aan het konijn. We hadden zelfs een naam voor hem, Jakob. Mijn broer had iets aan zijn oog en werd daarom eerder naar huis gestuurd. Toen hij thuis was, moest Jakob de pan in. Hoeveel honger mijn vader en ik ook hadden, wij wilden er niks van eten. En iedereen zat maar te kluiven aan de poten van Jakob. Toen de oorlog was afgelopen, kwam de schooldokter langs. Ik leek wel een geraamte, daarom mocht ik naar Engeland. Ik kwam bij een Engels gezin in Noord Engeland terecht. De mensen waren heel erg lief voor mij. Toen ik weer terugkeerde naar Nederland, herkende mijn moeder mij niet meer, zo erg was ik veranderd.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892