Erfgoeddrager: Rafi

‘Mijn tante is gered door helden’

Rafi, Luan, Nihad en Livanur ontmoeten Marja Ruijterman op hun school OBS Rosa Boekdrukker. Er ontstaat enigszins verwarring omdat Marja niet over haar eigen ervaring in de oorlog komt vertellen maar het verhaal van haar moeder zal delen. De moeder van Marja was 12 jaar oud toen de oorlog begon, net wat ouder dan de leerlingen nu zijn.

Was uw moeder bang tijdens de oorlog?
‘Zij vond het heel eng, vooral omdat ze half joods was. Eén keer is ze opgepakt met andere kinderen op de Kinkerstraat. Tussen de tramrails zaten houten blokjes die men gebruikte om de kachel te stoken. Er was toen namelijk nog geen verwarming zoals we die nu hebben. Terwijl ze bezig waren, werden ze door twee Duitsers aangehouden. Een van de Duitsers ging achter de andere kinderen aan en de andere kwam achter mijn moeder aan. Toen ze alleen waren zei hij dat ze gauw weg moest rennen. Hij had zelf ook kinderen. Door deze ervaring zei mijn moeder later dat niet alle Duitsers slecht waren en er ook goede Duitsers waren. Zij wilden helemaal niet dat er oorlog was, maar ze moesten wel meedoen.’

Wat at uw moeder tijdens de Hongerwinter?
‘Mijn moeder had allemaal wonden op haar lichaam door het tekort aan eten. Dan krijg je hongeroedeem, zo heette dat. Ze aten bijvoorbeeld tulpenbollen, omdat ze niets anders hadden. Op een gegeven moment hadden ze weer een keer vlees nadat ze dat al jaren niet hadden gehad. Het was een flink stuk en het rook heerlijk! Één van de mensen die erbij was, was gaan miauwen en toen wist mijn moeder dat het de kat was. Toen kon ze het niet meer eten. Als er niets meer is, dan moet je wel. Maar toch heeft mijn moeder het niet gegeten. Na de oorlog kreeg ze allemaal repen chocola. Moet je je voorstellen dat je 5 jaar niet hebt gesnoept en amper hebt gegeten en dan krijg je een reep chocola. Mijn moeder had hem zo op maar mijn tante heeft er heel lang over gedaan. Zij wilde er zo lang mogelijk van genieten. Mijn moeder wilde nog een stukje van mijn tante maar die zei: ‘Nee! Jij hebt ‘m al op!’’

Heeft de familie van uw moeder de oorlog overleefd?
‘Tijdens de oorlog was mijn moeder vooral met haar zusje en haar moeder. Ook gingen ze wel steeds naar hun vader toe die met zijn nieuwe vrouw en kindjes woonde. Op een dag kwam mijn tante – ze was toen 11 jaar – daar en zag ze dat de ramen waren ingegooid. Toen hoorde ze van de buren dat hun vader met zijn nieuwe gezin naar de Hollandsche Schouwburg was gebracht. Mijn tante is daarheen gerend en zag dat daar een vrachtwagen met mensen werd uitgeladen. Ze hoopte zo haar vader met zijn vrouw en kindjes nog te zien maar toen werd ze door een Duitser weggetrapt en is ze hard gaan rennen. Ze heeft ze dus nooit meer gezien. Voordat ze werden opgehaald, hebben ze hun jongste kindje in paniek aan de buren gegeven. De buren durfden niet een joods kind in huis te nemen dus zij gaven haar aan de Duitsers. Zo kwam ze terecht bij de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg, waar allemaal joodse kinderen zaten. Zij is daar gered door helden. Na de oorlog zat mijn moeder met haar zus en hun moeder aan de keukentafel toen ze opeens hun namen op de radio hoorden. ‘Willen Margreet en Annie Dresden zich melden want hun zusje is gered.’ Dit was het halfzusje van mijn moeder en ze leefde nog!’

Heeft u moeder ooit Hitler gezien?
‘Nee, maar als Hitler op de televisie was, rende mijn vader erheen om ‘m uit te zetten. Mijn moeder kon daar niet tegen. Of als er iets over Hitler in de krant stond, moest mijn vader de artikelen eruit knippen zodat ze het niet hoefde te lezen. Ze noemde zijn naam ook niet. Na de oorlog hebben we samen naar een programma gekeken, een documentaire over de oorlog. Het waren hele nare beelden om te zien, maar ze wilde het kijken omdat ze het wilde verwerken. Toen hebben we hand in hand zitten kijken. Maar het werd alleen maar erger omdat ze het allemaal voor zich zag, dus dat hielp niet echt.’

   

Erfgoeddrager: Rafi

‘Als het luchtalarm ging, moesten we in onze schoolbankjes kruipen’

Mohammed, Rafi, Rifka en Yilez van de Oscar Carré gingen op bezoek bij Jeanne Koehein om haar te vragen over haar ervaringen tijdens de oorlog in de Tolstraat. Zij was vier toen de oorlog begon.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Ik woonde toen in de Tolstraat. Dat het oorlog was, hoorden we op de radio. Daarna werd het Wilhelmus gespeeld en begon mijn moeder te huilen. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt, want ik had mijn moeder nog nooit zien huilen. Met de buren werd besproken waar we zouden schuilen als er bommen zouden worden gegooid, in de trap of in de kelder. Mijn moeder wilde niet in de kelder want ze was bang dat we daar niet meer uit zouden komen.’

Kon u gewoon naar school tijdens de oorlog?
‘Dat kon. Maar het kon wel gebeuren dat het luchtalarm afging als je op school was. Als we dan net naar huis gingen, moesten we in de gang tegen de muur zitten. Maar als we nog in de klas waren, moesten we in onze schoolbank kruipen, met je rug tegen de kant. Jullie hebben tafeltjes en stoeltjes nu, maar wij hadden een schoolbank. Ik had een vriendinnetje en die was best aan de dikke kant. Na afloop moesten we haar met veel moeite er weer uithalen!
Je had tijdens de oorlog twee soorten alarmsignalen: dat de vliegtuigen eraan kwamen en dat het weer veilig was. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij was het veiligheidssignaal één toon. Dan was iedereen heel opgelucht.’

Hoe was de hongerwinter voor u?
‘Ik heb de hongerwinter heel bewust meegemaakt. Twee van mijn broers gingen naar Groningen, een andere broer bleef met mij hier, ik zou eigenlijk naar Texel gaan… Mijn broer kreeg op school een maaltijd en mijn moeder heeft toen gevraagd of ik zijn maaltijd mocht krijgen. Maar de schooldokter zei dat er niks mis met mij was, ik was te gezond. We hadden honger, maar ik ben nooit ziek geweest. Gek eigenlijk, want we hadden helemaal geen chocolade of sinaasappels of wat dan ook. Je kreeg bonboekjes met bonnen om eten te kunnen kopen. We kregen twee broden per week, heel vies plakkerig brood.
Mijn moeder verkocht al haar juwelen voor voedsel bij verschillende boeren. Mijn vader kon niet naar de boeren, omdat hij was opgeroepen voor het leger. Hij deed dat niet, met zoveel kinderen thuis. Een collega ging in zijn plaats, maar die is gelukkig wel teruggekomen.
Hoe langer de oorlog duurde hoe verder mijn moeder moest fietsen om aan eten te komen. Dan kwam ze thuis met twee flessen melk, maar met vier kinderen was dat niks.’

        

Erfgoeddrager: Rafi

‘Tijdens de oorlog kreeg je geen cadeaus, zo was het nou eenmaal. ’

Frits is 1 jaar als de oorlog uitbreekt. Hij woont nog steeds in hetzelfde gebouw; in het appartement waar zijn vader tijdens de oorlog moet onderduiken.

U was nog zo jong toen de oorlog begon, heeft u wel herinneringen?
Jawel, een paar. Ik kan me vooral herinneren dat er niets was. Honger en kou zijn mijn allereerste herinneringen. Er was geen eten, geen speelgoed, buitenspelen kon maar af en toe. Al deze dingen heb ik later erg leren waarderen. De Atlantikwall kan ik me ook goed herinneren, die lag twee straten bij mijn huis vandaan. Het was een brede, diepe gracht met mijnen eromheen. Wij vonden dat reuze interessant, maar ook wel spannend. Mijn moeder heeft daar vlak langs de mijnen nog hout en kolen geraapt, zodat wij het nog een beetje warm konden hebben in huis.

Dit huis is bijzonder voor u, kunt u vertellen waarom?
Tijdens de oorlog woonden wij op de Cypresstraat nummer 92. Dat is op de eerste etage van dit gebouw. Nu woon ik op de begane grond. Ik heb tussendoor op andere plekken gewoond, maar in dit gebouw zijn veel herinneringen. Tijdens de oorlog waren er razzia’s (verzamelen van mannen en joden uit de huizen door de Duitsers), maar mijn vader wilde niet voor de Duitsers werken. Dus zodra wij een waarschuwing kregen van iemand die verderop woonde, dat er een razzia kwam, ging mijn vader naar de begane grond en moest hij in de kruipruimte onderduiken. Ik was nog zo jong, dat ik dat toen helemaal niet doorhad, maar achteraf gezien is dat natuurlijk erg spannend geweest. Diezelfde kruipruimte zit nu onder mijn kast.
We hadden een Duitse buurvrouw die ook voor Hitler was, maar ze heeft ons nooit verraden. Na de oorlog is ze opgepakt en ik heb haar daarna nooit meer gezien.

Wat zijn uw herinneringen van de tijd na de oorlog?
Wij werden bevrijd door de Britten en de Schotten. Zij hadden eten mee en sigaretten. Mijn eerste Engelse woorden waren ‘cigarettes’ en ‘chewing gum’. Kauwgom vonden wij fantastisch, net als chocolade, dat had ik nog nooit gezien. Er was ineens zo veel te eten.
Ik weet nog goed dat ik voor mijn eerste verjaardag na de oorlog een cadeau kreeg. Tijdens de oorlog kreeg je geen cadeaus, zo was het nou eenmaal. Ik kreeg een houten zeilbootje om mee te spelen. Veel kinderen in de buurt hadden zo’n bootje. De Atlantikwall was volgelopen met water (de mijnen waren opgeruimd), dus we gingen daarheen en speelden met onze bootjes in de gracht.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892