Erfgoeddrager: Omaira

‘Mijn moeder heeft mij in paniek naar de buren gebracht’

Omaira, Noel, Samy en Zino ontvangen Simon Italiaander op de Admiraal de Ruyterschool, want vanaf daar is het maar een klein stukje lopen naar zijn geboortehuis. Simon komt met de auto, want hij moet nog even boodschappen doen. Er wordt thee ingeschonken en er worden snoepjes uit de lerarenkamer gepakt. Simon heeft zijn mond nog vol als de eerste vraag gesteld wordt.

Wanneer merkte u dat het oorlog was?
‘Ik ben geboren in augustus ’40, toen was er nog even zogenaamd niks aan de hand. Er gebeurden hele nare dingen, maar dat heb ik toen nooit geweten. Ik heb geen herinneren aan toen en ik kan ook aan niemand meer vragen of ik bang was. Ik was bang zoals alle kinderen bang zijn. Als er een oud vliegtuig over ging, dan ging dat wel eens mis. Dus toen ik dat geluid later op vakantie eens hoorde, zocht ik alsnog dekking. Maar voordat ik besefte dat het oorlog was, was het al afgelopen. Ik vond alles wat ik meemaakte heel normaal. Misschien was het wel altijd oorlog en dan is alles zoals het is. Later heb ik er wel wakker van gelegen, maar toen niet.’

Hoe heeft u de oorlog overleefd?
‘Ik heb pas een paar maanden geleden gehoord wat er mij gebeurd is voordat ik vier jaar was. Een zoon van buren op nr. 209 vond bij zijn ouders een brief van mijn vader. Die heeft hij online gezet en toevallig vond mijn kleinzoon die brief. Ik heb een mail gestuurd en de volgende ochtend had ik antwoord. In het voorjaar van 1943, ik was toen 2,5 jaar, was er een grote razzia in Amsterdam om de daar overgebleven Joden op te pakken. Mijn moeder heeft mij toen in paniek bij die buren afgegeven. Dat moet afschuwelijk geweest zijn. Ik ben zes weken bij de buren gebleven. Maar daaronder woonde NSB’ers, dus dat werd te link. De buurman had connecties met het verzet via de drukkerij waar hij werkte. Zo ben ik in Haarlem terecht gekomen.’

Hoe ging het onderduiken?
‘Ik mocht niet naar buiten, want dat was veel te gevaarlijk voor Joodse kindjes. Eén keer ging ik toch, naar een vriendinnetje aan de overkant. Toen ben ik gezien door een Duitse soldaat, maar die had wel wat beters te doen dan een joods jongetje op te pakken. Daar kon ik dus ook niet blijven en toen ben ik in 1944 naar Alkmaar gegaan naar de familie de Geus. Die laatste dagen kan ik mij wel herinneren. Alles was leeg geroofd door de Duisters, dus hier had iedereen honger. Ik ben na de oorlog zelfs behandeld voor hongeroedeem, want ik kon geen eten verdragen. Aan het einde van de oorlog werd er meel gedropt in een veld in Alkmaar. Witbrood met suiker vond ik het lekkerste ooit. Later hebben ze dat nog eens nagedaan met die vliegtuigen. Dat was zo’n markant moment, ik krijg er tranen van in mijn ogen.’

Wat is er met uw familie gebeurd?
‘In november ’45 werd het duidelijk dat mijn ouders niet terug kwamen. Zij hadden te lang gewacht met onderduiken. Zij zijn nog naar een tijdelijk adres gegaan aan de Orteliusstraat, maar daar zijn ze opgepakt. Ze zijn verraden door Ans van Dijk, zelf een joodse vrouw die andere mensen verraadde. Na de oorlog is zij geëxecuteerd. Ik heb in archieven in Duitsland uitgezocht wat er gebeurd is met mijn ouders. Mijn moeder is bij aankomst in Auschwitz meteen vergast, mijn vader heeft eerst nog moeten werken. Mijn ouders hebben geen graf, dus ik heb met veel moeite struikelsteentjes laten neerleggen door een Duitse kunstenaar.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892