Erfgoeddrager: Nicky

‘We zagen een regen van bommen vallen’

Nicky, Gian en Sjim helpen mevrouw Dingerdis in de keuken om limonade te maken en thee te zetten. Mevrouw Dingerdis was vijf jaar toen de oorlog begon. Ze woonde in de Bastiaansstraat in Haarlem. Ze was de vierde van vijf kinderen. Haar vader werkte als mandenmaker in een werkplaats op de Burgwal.

Hoe kwam u aan eten in de oorlog?
‘Tijdens de Hongerwinter ben ik vaak met mijn moeder naar boeren in de Haarlemmermeer gelopen. Dat duurde soms uren. We stonden dan in lange rijen voor tarwe. Mijn ouders hebben veel mooie spullen uit het huis geruild voor eten; servies, beddengoed en zelfs de trouwringen. Eén koektrommel van het mooie servies heb ik nog bewaard.
We hadden zes geiten in de tuin. De geitenmelk ruilden we met de buren voor eten. Toen de Hongerwinter langer duurde, werd er soms een geit geslacht. Dat was natuurlijk fantastisch, want dan hadden wij vlees dat we gingen braden. Uiteindelijk was er nog maar één geit over die Kees heette. Hij stond in het gras. Er was een man die mijn vader 500 gulden wilde geven voor de geit, maar dat wilde mijn vader niet. De volgende dag kwam er iemand aan die zei dat het niet goed ging met de geit. Er was een paard op de uiers gaan staan, dus geit Kees moest geslacht worden. Dat vond mijn vader heel erg, want hij had de geit willen houden.’

Heeft u ook iets engs meegemaakt?
‘Ik speelde vaak met de buurtkinderen op straat en in de weilanden achter ons huis, daar ligt nu Schalkwijk. Op 16 april 1943 speelden ze met z’n allen ver in de weilanden. Het luchtalarm ging af. De kinderen renden zo snel mogelijk naar huis, alle slootjes over. Er vlogen Engelse bommenwerpers over en we zagen een regen van bommen naar beneden vallen op de Amsterdamse buurt, dus vlakbij ons eigen huis! Er was veel paniek en chaos. Tijdens dit bombardement zijn er 85 doden gevallen.’

Heeft u ook wel eens een Duitse soldaat gezien?
‘Tijdens een razzia kwam er eens een Duitse soldaat ons huis doorzoeken. De Duitsers hadden de buurt afgezet en doorzochten alle huizen op jonge mannen. Zij werden opgepakt om in Duitsland te werken. Mijn vader en oudste broer zaten verstopt op onze geheime zolder. De Duitse soldaat heeft mijn vader en broer niet gevonden, wel zag hij bij ons een foto hangen van mijn kleine broertje toen hij nog een baby was. De Duitser kreeg tranen in zijn ogen, want hij had zelf ook een baby.’

‘Bij een andere razzia is mijn vader wel opgepakt met nog vier andere Nederlanders. Mijn vader had een wieltje in zijn hand van een fietsje of een kinderwagen. Dat heeft hij toen weggegooid in de bosjes. De Duitser die hun bewaakte vroeg: ‘Wat is dat?’ Mijn vader zei dat het niks was, maar de Duitser was nieuwsgierig en dook de bosjes in. Toen heeft mijn vader die Duitser een schop gegeven, en vloog hij die bosjes in. Alle mannen zijn toen heel hard weggerend. Er werd op ze geschoten! Ze hebben enorme mazzel gehad. Mijn vader is goed thuisgekomen, maar het was wel levensgevaarlijk.’

 

Erfgoeddrager: Nicky

‘Hé, jij bent een sterke kerel, kom maar mee, zeiden ze tegen mijn vader’

Nicky, Isolde, Siebe en Sem van de Van den Brinkschool gingen met de bus naar Bennekom om meneer Wout Hol te interviewen. Hij was pas drie weken oud toen de oorlog begon, maar kan wel heel veel vertellen over deze periode. Hij en zijn familie woonden eerst in Bennekom, op een boerderijtje aan de Mansholdlaan. Tijdens de tweede evacuatie kwamen ze in Ede terecht. 

Hadden jullie onderduikers?
‘Nee, maar mijn vader is wel; ondergedoken. Op een zondagmorgen ging de familie naar de kerk in Ede. Ik hoefde niet mee omdat ik nog geen zes was. Toen mijn vader uit de kerk kwam, werd hij opgepakt. Er stonden Duitse soldaten te wachten en die zeiden: “Hé, jij bent een sterke kerel, kom maar mee”. Ik zie nu nog mijn moeder voor me met tranen in haar ogen. Ze was heel bang omdat je niet wist wat er met hem zou gebeuren. Hij was meegenomen naar Mooiland. Dat ligt tussen Wageningen en Leersum. Daar werden jonge mannen naartoe gebracht en ingezet om te gaan werken. Mijn vader moest op de militaire begraafplaats werken. Maar het lukte hem om na paar dagen te ontsnappen. Tijdens het afmarcheren na het werk is hij, toen niemand keek, met een vriend in de bosjes gesprongen. Ik herinner me nog heel goed dat mijn vader er weer was op een morgen. De rest van de oorlog moest hij wel heel afgezonderd gaan leven, dus hij was een soort van ondergedoken.’ 

Maar waren jullie niet bang dat hij zou worden ontdekt?
‘Ja, en één keer ging het bijna mis. Toen was er luchtalarm in Ede vanwege de luchtgevechten. Toen dat alarm begon, reed er een officier van het Duitse leger op zijn paard dicht bij ons evacuatieadres. En als er luchtalarm is, dan moet je wel kijken dat je zo snel mogelijk gaat schuilen. De officier reed zo met zijn paard bij ons het erf op, de koeienschuur binnen. Daar zat mijn vader verstopt. Gelukkig was hij nog net op tijd om zich te verstoppen in de slaapkamer. Hij was echt heel bang; ik zie hem nog rillen van angst. Maar de officier was helemaal niet geïnteresseerd in mijn vader. Hij was zelf heel bang en wilde vooral zichzelf en zijn paard in veiligheid brengen.’

Heeft u nog iets geheims gedaan in de oorlog?
‘Op de boerderij in Ede had  den wij een houtmijt. Dat is op elkaar gestapeld hout om te stoken. Wij hebben die van ons een keer helemaal afgebroken en opnieuw opgebouwd met een lege ruimte erin. Daar hebben we toen alle fietsen ingezet en die hebben daar gestaan tot de bevrijding. Ook al konden wij ze niet gebruiken in die periode, het was toch een heel fijn gevoel te weten dat we ze veilig hadden verstopt.’

           

Erfgoeddrager: Nicky

‘Kinderen kunnen er niets aan doen wat hun ouders hebben gedaan‘

Sem, Nicky, Isolde en Siebe van de Van den Brinkschool komen binnen bij mevrouw Hennie Randewijk die direct vraagt of ze een koekje willen. Er is nog wat over sinds het laatste bezoek van haar kleinkinderen. ‘Dat zijn zulke snoeperds. Je kan je eigen niet bewegen of ze zitten aan de trommel. Die hebben de oorlog niet meegemaakt, maar ze hebben wel honger’. Mevrouw Randewijk was 12 jaar toen de oorlog begon. Ze woonde toen met haar drie zussen en ouders in de buurt van de de Harnjesweg.

Hoe zou u de oorlog in één woord omschrijven?
‘Mensonterend. Als ruzie om een spijker. Iedereen wil maar meer meer meer.’

Moest uw vader voor de Duitsers werken?
‘Nee, mijn vader was al te oud. Mijn man wel. Ik leerde hem voor de oorlog op school kennen. We gingen altijd samen tollen. Hij is zomaar op een zaterdag meegenomen naar Duitsland om daar te werken. Na anderhalf jaar zag hij kans te vluchten. Hij had aan een bewaker twee kilo Nederlandse koffie beloofd als hij één keer naar huis mocht gaan. Nederlandse koffie was heel geliefd bij de Duitsers. Daarna was hij natuurlijk foetsie. Hij kwam in een overall zonder onderbroek thuis en is nooit meer teruggegaan.’

Heeft u iemand van de SS gekend?
‘De man van onze buurvrouw tijdens onze tweede evacuatie in Ede zat aan het front bij de SS. Zij waarschuwde ons altijd voor razzia’s waarover zij werd ingelicht door haar contacten bij de SS. Na de bevrijding werd ze meegenomen met de ondergrondse – dat is de verzetsbeweging -, en moest ze, hoogzwanger, met een tandenborstel de trappen schrobben. Toen heb ik, snotneus die ik was, tegen de burgemeester gezegd dat dat niet eerlijk was en dat ze ook veel mensen had gered.’

Denkt u nog veel na over de oorlog?
‘Ja, ik denk vooral na over dat het typisch is dat het grote geld nooit werd aangetast, maar wel de armere woonwijken. Het enorme dure gebouw bij de Enka en de villa’s in het Belmonte waar de Duitsers zaten, werden nooit geraakt. Het rode dorp dan weer wel, door een rakettest van de Duitsers. En dat in Lunteren gelovige boeren die in hele grote boerderijen met mooie tuinen woonden het in hun hoofd haalden om 2,50 gulden voor een ei te vragen aan mij als kind dat alleen wat vodden aan had. Wij hadden niks meer na de oorlog. We hadden een huishouden zonder spullen. Ik heb 25 jaar als vrijwilliger bij het Rode Kruis gewerkt. Juist door wat ik heb meegemaakt in de oorlog, vind ik dat zo’n belangrijke organisatie. Je moet zorgen voor je medemens die het minder heeft.’

Denkt u nog wel eens aan de Duitsers?
‘Toen ik een paar jaar terug met mijn dochter en schoondochter in Keulen was, kon ik het niet laten. Voor een etalage stond een fiets die niet op slot zat; die pakte ik, voor de lol. Ik dacht dat die meiden allebei ter plekke een kind kregen, zo gilden ze. Ze zeiden: ‘Ma, je komt nog in de gevangenis!’ Eigenlijk moet ik ophouden met een hekel hebben aan alle Duitsers. Kinderen kunnen er niets aan doen wat hun ouders hebben gedaan. Zoals nu met die aanslag in de tram in Utrecht. Je kan niet ook niet de hele Turkse bevolking kwalijk nemen voor wat één idioot heeft gedaan.’

De kinderen moesten na het gesprek rennen om nog op tijd voor de bus naar gym te zijn. Maar had mevrouw Randewijk die fiets nou echt gestolen? Nee, dat was maar een grapje!

 

 

 

 

Erfgoeddrager: Nicky

‘Verstoppertje spelen in de schuilkelders’

Wij interviewden mijnheer Romkema. Hij kon zich de intocht van de Duitsers in 1940 nog goed herinneren. Een lange rij Duitse voertuigen reed over de Rozengracht. Veel buren van mijnheer Romkema stonden aan de kant te kijken en deden de Hitlergroet.

Zijn er Joodse mensen uit uw buurt weggehaald?
“Het moment waarop twee Joodse jongetjes uit mijn klas werden gehaald, zal ik nooit vergeten. Het gebeurde heel plotseling. Zonder veel weerstand van onze lerares werden ze meegenomen door Duitse soldaten. De juf wilde vooral zo snel mogelijk weer terugkeren naar de orde van de dag en ging meteen verder met de les. 
Op de Elandsgracht woonden we boven een joodse slagerij. Van de ene op de andere dag was de slager en zijn hele gezin spoorloos verdwenen.”

Wat herinnert u zich verder?
“Nog voordat de Duitsers het huis van onze Joodse buren leeg haalden, hadden buurtbewoners het al omgetoverd tot een soort spookhuizen. Alles wat los en vast zat werd meegenomen in de wetenschap dat ‘de eigenaren toch niet terug zouden keren’. Van meubilair, tot bedsteden en al het hout in huis.
Ik vond het verschrikkelijk dat mensen om mij heen zomaar verdwenen. Het maakte me ontzettend bang. Vaak had ik nachtmerries en angsten.
Fijne herinneringen heb ik alleen aan het spelen met mijn buurtvriendjes in de schuilkelders. De schuilkelders aan de Elandsgracht werden door ons buurtkinderen gebruikt als speelplaats. Daar konden we heel goed spelen en spannende spelletjes verzinnen, zoals ondergronds verstoppertje.”

Hoe heeft u de Hongerwinter beleefd?
“Tijdens de Hongerwinter woonden wij in het plaatsje Steenwijkerwold, in Overijssel. Mijn vader was daar kaasleverancier voor een melkbedrijf. We hadden daar meer dan genoeg te eten: roomboter, karnemelk en rogge. Ook in de Hongerwinter. Mijn vader ging toen op de fiets naar Amsterdam om daar eten en drinken rond te brengen bij bevriende gezinnen. Tot lang na de oorlog hebben we contact gehouden met gezinnen die mijn vader toen hielp.”

Tijdens het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892