Erfgoeddrager: Natalie

‘We hoorden veel geluiden, bijvoorbeeld van een tijger of vos’

Kayser, Ridouan, Natalie en Helena beginnen wat verlegen aan het interview met Anita Kluge. Ze zijn ook al snel klaar met hun vragen. Maar daarna worden ze nieuwsgieriger naar het interessante leven van mevrouw Kluge en dan gaat het eigenlijk als vanzelf. Anita Kluge (1970) is geboren in India en kwam rond haar dertigste naar Nederland.

In welk gebied van India woonde u?
‘Ik groeide samen met mijn oudere broer en jongere broertje en zusje op in de provincie Madhya Pradesh. Bhopal is daar de hoofdstad van. Ook mijn opa en oma woonden bij ons in huis. Oudere mensen bleven thuis en ouders, ooms en tantes gingen naar het akkerland om te werken. De kinderen bleven samen met de ouderen thuis. We verzamelden ook honing.

Iedere lente repareerde we mijn vaders huis, dat gemaakt was van steen, klei en stro. Ik vond het heerlijk om met mijn voeten in het water en in de klei modder te maken. Ik nam dan een hand modder en gooide het op de muur. Met mijn handen maakte ik het daarna glad. Daarna versierden we het met tekeningen. Samen met mijn oma eten koken vond ik ook leuk. We moesten altijd ver in de jungle water gaan halen want we hadden geen water in ons dorp. In de zomer waren we hele dagen aan de oever van de rivier, lekker dichtbij het water, met andere families. Het was een leuke tijd.’

Hoe was het in de jungle?
‘We gingen altijd met een groep in de middag water halen, we mochten nooit alleen de jungle in. Ouderen gingen ook altijd samen. We hoorden veel geluiden, ook ’s nachts, bijvoorbeeld van de tijger en de vos, hyena’s heb ik ook wel gezien, net als schorpioenen en slangen. Wilde honden waren heel gevaarlijk. Wilde zwijnen waren er ook, en herten. Het water was erg schoon. Aan de oever van de rivier lagen zand en stenen. De mannen groeven een diep gat en maakten zo een soort waterput.’

Vond u het eng als u naar de jungle ging?
‘Soms kwamen er zwijnen op het akkerland. Ze groeven naar pinda’s en maakten het akkerland kapot. De mannen gingen dan met z’n allen op drums slaan, maar joegen ook op de zwijnen zodat we vlees hadden om te eten. Op een dag kwam er een tijger. Tijgers zijn heel groot. Iedereen rende weg, mensen klommen in de bomen en renden voor hun leven. Het stamhoofd, zijn naam was Pardi dada, had een groot mes en vocht met het dier. De tijger werd niet gedood, maar verwondde Pardi wel. Het heeft lang geduurd voor de wond op zijn dijbeen genas.’

Bent u hier alleen naartoe gekomen?
‘Tijdens mijn werk in India ontmoette ik een leuke Duitse man. Ik was verliefd en in 1988 ging ik met mijn man naar Frankfurt in Duitsland. Ik was nog jong, 28 jaar. Mijn man wilde meer verdienen en besloot een baan aan te nemen in Amsterdam. Toen verhuisden we hiernaartoe. Toen mijn kinderen naar de middelbare school gingen, ben ik gaan werken. Ik heb mijn master sociologie en filosofie, maar ik wilde niet in die richting werken, nu werk ik op een bso. Ik heb ook een opleiding gedaan in keramiek dus dat doe ik ook. Ik vind het fijn om hier in Nederland te zijn, ik voel me vrij hier, ik voel me hier thuis. Mijn vader en moeder, mijn broers en mijn zus en hun familie wonen nog steeds in India.

Ik wilde graag iets doen voor mijn dorp en de dorpelingen in India. Daarom heb ik geld ingezameld met het koken van eten, want dat kan ik heel goed. Met het geld konden ze een waterput bouwen in mijn dorp. Nu er een put is, hoeven de mensen niet meer ver te lopen voor water.’

Erfgoeddrager: Natalie

‘Toen niemand keek, heeft mijn moeder dat paspoort gauw gepakt en het opgegeten’

Jente, Natalie en Nathan van de Admiraal de Ruyterschool mochten op bezoek komen bij Henk Nonnekes om hem te interviewen over de Tweede Wereldoorlog. Hij woonde toen op de Jan van Galenstraat, om de hoek bij de school. De leerlingen kregen na het interview allemaal mooie prenten mee van de oorlog en mochten zelfs een zelfgemaakte ansichtkaart van meneer Nonnekes uitzoeken.

Hoe was het om als kind de oorlog mee te maken?
‘Als jongen van tien vond ik al die tanks en kanonnen in eerste instantie heel interessant. Wat ik ook spannend vond, was om ’s avonds naar buiten te kijken. Wij zagen vanaf ons balkon de zoeklichten die de lucht afspeurden op zoek naar Engelse vliegtuigen. Vlak voor onze ogen vonden er luchtgevechten plaats. De Engelse en Duitse vliegtuigen beschoten elkaar en het kwam ook geregeld voor dat zo’n vliegtuig neerstortte. Ik heb ook bommen zien vallen in de Spaarndammerbuurt. We gingen dan op het dak van ons huis zitten om te kijken. Je moest wel oppassen voor de granaatscherven die als regen uit de lucht kwamen vallen. Die scherven waren enorm scherp en gloeiend heet. In het begin van de oorlog ging alles rustig door. Later werd het naar. Mensen werden gewoon op straat opgepakt. Zo’n moment heb ik ook eens meegemaakt samen met mijn moeder. Wij hebben gezien hoe mensen werden doodgeschoten op het Weteringplantsoen, als wraak voor hun verzetsdaden. Wij werden door de Duitse soldaten gedwongen om toe te kijken. Op andere momenten wilden we juist wel naar die soldaten kijken. Voor ons huis was een sportveld waar Duitse soldaten moesten sporten. Daar zaten ook mannen bij met van die bierbuiken. Er stonden op elke hoek van het sportveld mitrailleurs opgesteld, die naar de huizen toe gericht waren. Je mocht eigenlijk niet voor het raam staan en kijken als ze bezig waren met sporten. Dat deden we dus wel stiekem en dan lachten we heel hard om die dikke buiken die daar op dat veld liepen en amper vooruit kwamen.’

Kende u mensen uit het verzet?
‘Mijn moeder was huishoudster bij een Joodse familie. Hun dochter zat in het verzet. Die vrouw had daarom ook twee identiteitsbewijzen, waarvoor er één natuurlijk vals was. In haar huis, in de Vondelstraat, kwamen vaak verzetsgroepen bij elkaar. Blijkbaar waren ze verraden want op een dag kwam er een NSB’er bij dat huis om één van die verzetsleden op te wachten. Mijn moeder heeft daar toen een week lang vastgezeten. Ze wist dat er boven in een lamp een vals identiteitsbewijs van die joodse mevrouw lag. Toen niemand keek, heeft mijn moeder dat paspoort gauw gepakt en het opgegeten. Er zat natuurlijk ook een foto op en daar heeft ze een hele lange tijd op moeten kauwen voordat dat weg was. Als die NSB’er dat paspoort had gevonden, waren ze allemaal de klos geweest. Die week dat mijn moeder weg was, was voor mijn vader en mij enorm spannend. Het was het ergste wat ik heb meegemaakt tijdens de oorlog. Je wist op dat moment niet wat er gebeurd was. Misschien was ze wel doodgeschoten. Gelukkig is ze er goed vanaf gekomen. Mijn vader heeft ook nog als een soort koerier bij mensen geld gebracht die zelf geen inkomsten meer hadden door de spoorwegstaking. Toen mijn vader ziek werd, heb ik dat ook een paar keer gedaan.’

Hoe kwam u tijdens de oorlog aan eten?
‘Alle Nederlandse mannen moesten naar Duitsland om in fabrieken te werken. Mijn vader had een vriend die op het kantoor werkte waar iedereen zich moest inschrijven.  Die man heeft de papieren van mijn vader laten verdwijnen. Mijn vader moest daarna wel onderduiken, in wat nu het Erasmuspark is. Vroeger waren daar tuinderijen. Hij was ondergedoken in één van die boerderijen, in de kelder. Ik heb in die tijd ook vaak op die boerderij geholpen. Zo hadden wij soms nog een beetje groenten. Als je pech had, werd het onderweg naar huis weer afgepakt door NSB’ers. Op een gegeven moment wisten wij precies waar die mensen stonden. Ik ging vaak ’s avonds terug om het eten via een andere route weg te smokkelen. Ook kwam één van onze buren op een keer met een varken thuis. Dat varken werd door het trappenhuis naar twee hoog gesleurd en helemaal schoongemaakt in de badkuip. De buurman, die slager was, sneed het in stukken. Wij krijgen ook een lekker stukje. De hele trap en het portiek lagen vol met bloed, dus mijn moeder is dat snel met een emmer sop gaan schoonmaken. In datzelfde portiek woonde namelijk een NSB-er, dus alles moest snel opgeruimd worden voordat iemand daar achter kwam. Later in de echte hongerwinter werd het lastig en was er niks meer. Met de bevrijdingsfeesten won ik eens een keer een zak aardappelen met een hardloopwedstrijd. Dat was feest!’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892