Erfgoeddrager: Momin

‘Van de koekblikken van de droppings maakten we vlotten’

Charles en Herman Rusche waren acht jaar toen de oorlog begon. Ze woonden in die tijd aan de Orteliusstraat en gingen naar de Hoofdwegschool. Tegenwoordig is dat de openbare school Corantijn. Hier gingen de tweelingbroers voor het gesprek met Kang, Mels, Emiliano en Momin uit groep 7 op bezoek in hun vroegere school. In hun oude gymzaal vertelden ze over de oorlog.

Hoe zag de school er vroeger uit?
Herman: ‘Hier in het midden was onze gymzaal. Die is nu dus alleen voor de jongste kinderen. Beide scholen gymden hier. Het lag precies in het midden van het gebouw. Aan de ene kant had je de Corantijnschool, aan de andere kant de Hoofdwegschool; ieder met een eigen ingang. De Hoofdwegschool zat aan de kant van de Hoofdweg. Daar gingen de wat beter gesitueerden, zoals dat heet, naartoe. Arbeiderskinderen gingen naar de andere kant. Het schoolplein was kleiner en ommuurd – speeltoestellen had je niet, wel een voetbalveld – en het was  een doorgaande straat.’
Charles: ‘In de loop van de oorlog werd onze school gevorderd. Afgepakt door de Duitse soldaten. Voor school stonden hun auto’s geparkeerd. Wij moesten naar een noodschool aan de Theophile de Bockstraat. Dat was een stuk verder lopen vanaf huis.’

Wat merkten jullie van de oorlog?
Charles: ‘We waren nog jong, je speelde gewoon buiten. Maar dat we dus niet meer naar onze eigen school mochten, dat was wel een grote verandering.’
Herman: ‘In de loop van de oorlog was er ook geen elektra meer, en geen gas. Je maakte de dingen warm met stukjes hout in een blikje op een kacheltje. Daar werden bomen voor omgehakt. Dat klinkt spannend, hè. Voor ons was het noodzaak.’
Charles: ‘Herman en ik zijn een keer met een karretje lopend naar Schiphol, dat toen platgebombardeerd was, gegaan om hout te halen.

Hebben jullie honger gehad?
Herman: ‘We hebben tulpenbollen en suikerbieten gegeten. Bij de gaarkeuken kreeg je in je meegebrachte pannetje wat soep, maar die was heel waterig. Melk dat we in ruil voor schillen bij de boer haalden was verdund met water. Dan was er wel meer melk, maar meer waterig van smaak. Al het eten was op een gegeven moment op de bon; naar de winkel om eten te kopen kon niet zomaar meer. We haalden soms wat bij de tuinders achter huis. Waar wij woonden was de rand van de stad. Daar lagen tuinderijen.’
Charles: ‘Wij waren nog kinderen. Onze ouders, die hadden de zorgen. Ik vind het knap dat ze dat niet hebben laten merken.’
Herman: ‘Wij konden gewoon spelen. Van de lege koekblikken die met de voedseldroppings aan het eind van de oorlog naar beneden kwamen, maakten we vlotten.’

Hebben jullie bommen zien vallen?
Herman: ‘Aan het begin van de oorlog speelden we een keer buiten toen een Duits vliegtuig bij Sloterdijk werd aangeschoten. Die moest snel terug naar Duitsland, maar liet wel de bommen aan boord vallen. Als kind vonden we dat spannend en renden we naar de plek waar we dachten dat het allemaal viel. Een buurvrouw heeft ons toen snel naar binnen gehaald. Later bleek dat het op de Blauwburgwal, in het centrum, terecht was gekomen.’

            

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892