Erfgoeddrager: Misha

‘De lichtjes waren geen ballonnen maar bommen’

Wissal, Misha, Roy en Silvan van basisschool ’t Karregat in Eindhoven spreken met de 85-jarige Nel Machiels over haar oorlogservaringen. Doordat mevrouw Machiels pas zes jaar was toen de oorlog begon, kan ze van de eerste jaren vooral de momenten herinneren die indruk hebben gemaakt. Zoals dat ze geen geld hadden voor kleren, eten en kolen. De bevrijding herinnert Nel zich nog heel goed: iedereen danste en was blij, maar toen ze met haar moeder naar huis ging, kwam er onverwacht een bombardement.

 

Hadden jullie genoeg geld voor kleren en eten?
‘Ik had een jurk die steeds wat groter gemaakt werd. Mijn tante breidde er elke keer een extra stukje aan als ik weer wat gegroeid was, het was net een lappendeken met al die verschillende kleuren. De foto van die jurk heb ik in een plakboek bewaard. En we liepen op klompen. We hadden ook geen geld voor kolen om de kachel te stoken. We weekten paper in water en maakten daar dan ballen van. Als die droog waren, kon je ze in de kachel stoken. Het besef van wat het betekende om in oorlog te leven, kwam pas later.’

Heeft u een bombardement meegemaakt?
‘Ik stond met mijn moeder in de feestvreugde op de Rechtestraat bij de Hema, toen de Engelse en Amerikaanse soldaten door de straten reden op hun tanks. Iedereen danste en was blij, wij natuurlijk ook! Samen gingen we daarna naar huis, dat was op loopafstand, in de villawijk bij de Parklaan. Toen we in onze straat kwamen, keken veel mensen naar boven. Er hingen lampjes in de lucht, het leken wel ballonnen… Ineens riep de buurman hard dat iedereen naar binnen moest om te schuilen. De lichtjes waren geen ballonnen, maar bommen die uit de vliegtuigen werden geworpen.

Wat gebeurde er toen?
‘Ik schuilde met mijn familie onder de tafel die voor het raam geschoven was. Alleen moest ik erg plassen, ik had daar nog geen tijd voor gehad. Van mijn vader mocht ik niet gaan, veel te gevaarlijk. Hij pakte een koektrommel voor me om in te plassen. Maar dat deed ik niet hoor, dan zou ik nooit meer koekjes lusten. Toen het weer rustiger was, bleek dat er toch mensen, vooral jongens, buiten waren blijven kijken. De buurman die gewaarschuwd had, vroeg ons om hulp. Zijn dochter had een scherf in haar knie. Wij zijn met haar naar het ziekenhuis gegaan. Toen we terugkwamen van de EHBO bleek ook de buurjongen zwaargewond te zijn. Hij lag op twee stoelen in de woonkamer van de buren en zat onder het bloed. Hij heeft het helaas niet overleefd. Ik zie het beeld nog goed voor me: het is een verschrikkelijke herinnering.’

Erfgoeddrager: Misha

‘Als jij Alex bent, dan ben ik jouw vader, zei de man’

Alex Waslander, zoon van een marinier, werd in 1936 op Surabaya (Indonesië) geboren. Al voor de oorlog in Nederland begon, was zijn vader gelegerd op de Javazee waar hij in de beroemde slag heeft meegevochten. Tijdens de oorlog woonde Alex met zijn moeder en zusje aan de Dokter van Peltlaan vlakbij het centrum van Bergen. Aan Misha, Jamie, Julie en Anna van de Bosschool vertelt hij hoe ze aan eten kwamen, over de verdwaalde kogel en hoe hij na vijf jaar oorlog zijn vader weer zag.

Speelde u in oorlogstijd?
‘Veel was er niet. Uit Indonesië had ik één speelgoedautootje meegenomen en daar was ik heel zuinig op. Je speelde in die tijd veel buiten; van klei maakten we knikkers en we visten in de slootjes in de hoop iets te vangen, zodat je wat te eten had. Mijn zusje en ik werden er geregeld op uit gestuurd om bij de boeren om eten te bedelen. Al het tarwe en koren dat geoogst was, was voor de Duitsers bestemd, maar er bleef altijd wel wat liggen. Wij verzamelden die aren – ‘aren lezen’ noem je dat. De graankorrels daarvan kon je malen tot meel, waar je brood van kon bakken. Ook probeerden we bij het station kolen, die door stokers van de trein naar buiten werden gegooid, te bemachtigen. Elektriciteit hadden we niet, maar we maakten zelf licht. Met een fietsdynamo die door een propeller op het dak werd aangedreven, lieten we een fietslampje boven de tafel branden. Zo deed je dat in de oorlog.’

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt in die tijd?
‘Ik kan me herinneren dat mijn oom Dik ons kwam opzoeken in Koedijk. Toen hij terugfietste langs het kanaal werd hij geraakt door een verdwaalde kogel. Engelse Spitfires, jachtvliegtuigen, schoten daar op Duitse auto’s. Dat werd mijn oom fataal.
Ons huis was toen de oorlog uitbrak in beslag genomen door de Duitsers. We moesten verhuizen en zijn nog veel verhuisd in die jaren. Dat kreeg je niet van tevoren te horen. De weinige spullen die je had moest je soms plotseling s ’avonds bij elkaar pakken; de volgende dag gingen we dan weer ergens anders naartoe. Dat was niet leuk.’

Wat was het grappigste, als dat er was, dat u heeft meegemaakt tijdens de oorlog?
‘Nou er was niks grappig aan de oorlog, maar je wist niet beter en je ging zo gewoon mogelijk door met leven en overleven. Toen de oorlog in mei 1945 afliep, was iedereen natuurlijk blij. We kregen van de Canadese soldaten af en toe wat lekkers, zoals een reep chocolade, toegestopt. Daar kon je dan enorm van genieten! Een maand later, in juni 1945, hoorden we op een avond van de politie dat mijn vader de volgende dag thuis zou komen. Ik kon me na vijf jaar helemaal niet meer herinneren hoe hij eruit zag. Negen jaar was ik inmiddels en ik ging hem op de kleine eilandjes achter de dijk opwachten. Van ver zag ik een man met een plunjezak aankomen. Toen hij dichterbij kwam vroeg ik: “Bent u mijn vader?”. De man zei: “Als jij Alex bent, dan ben ik jouw vader.”. Dat is natuurlijk heel vreemd. Ik kan daar nog steeds emotioneel van worden.’

      

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892