Erfgoeddrager: Matthias

‘Toen werd ik met terugwerkende kracht heel boos’

Lous Steenhuis wordt op de Twiskeschool ontvangen in de directiekamer. Ze heeft een oud koffertje bij zich. Matthias, Nikita, Ryan en Suus zitten al klaar. Dan gaat het koffertje open. Lous Steenhuis hangt een klein jurkje op en haalt er een stapeltje gelamineerde foto’s en een kleine pop uit. Dan kondigt ze aan dat ze graag met een sprookje wil beginnen.

Het sprookje gaat over een kleine prinses en haar knuffeltje Mies, die nare dingen in de oorlog meemaakt. Ze is nog maar drie jaar en komt onder andere in de gevangenis terecht. Ze begrijpt als driejarige niet precies wat er allemaal gebeurt. Het prinsesje komt eerst in kamp Westerbork en na verloop van tijd moet ze met vijftig andere kinderen op de trein naar Bergen-Belsen. Daarna worden ze naar Theresienstadt getransporteerd. Uiteindelijk wordt ze bevrijd door Russische soldaten en moet ze nog een tijdje in Zwitserland verblijven voordat ze terug mag naar haar moeder, die na al die tijd een vreemde voor haar is geworden.

De kinderen vragen gedetailleerd naar haar ervaringen, maar mevrouw Steenhuis vertelt dat ze als driejarige weinig herinneringen heeft. Er zijn twee vragen die de kinderen het meest bijblijven…

Heeft u contact gehouden met de andere kinderen met wie u in al die kampen zat?
‘Twintig jaar geleden heeft iemand van de groep alle kinderen proberen op te sporen. 48 kinderen zijn teruggevonden. Sinds enige tijd komen wij één keer per jaar samen, op 13 september, de dag dat wij uit Westerbork zijn vertrokken. We zijn ook een jaar of vijf geleden samen naar Israël geweest. Oorspronkelijk waren we met 51 onbekende kinderen, maar een baby van 9 maanden is tijdens de treinreis overleden. Later vertelde een meneer ons dat die baby zijn zusje is geweest.’

Voordat u in de kampen terechtkwam, zat u ondergedoken in Amsterdam. Daar bent u verraden door een ander Joods meisje dat samen met u zat ondergedoken. Bent u boos op haar?
‘In de eerste instantie niet. Niet zo heel lang geleden kwam ik erachter dat het meisje dat mij verraden had, mijn leeftijd had. Uit een interview met notabene mijn eigen moeder bleek het meisje 18 jaar te zijn geweest. Toen werd ik wel met terugwerkende kracht heel boos. Ik heb haar verder nooit gekend en daarna ook niet meer gezien.’

         

Erfgoeddrager: Matthias

‘’Gelukkig geloofden ze ons toen we zeiden dat we weeskinderen waren’’

Matthias, Elfe en Alman van de Montessorischool in Amsterdam-Noord stellen keurig om de beurt vragen aan Meijer Kijzer. En als iemand even iets meer wil doorvragen, kan dat natuurlijk ook. Ze spreken hem via Skype want Meijer Kijzer woont tegenwoordig in Nirgalid, een plaatsje dichtbij de Middellandse Zee in Israël. Hij vertelt met duidelijk plezier over zijn leven in Israël, maar daarna gaat het gesprek over zijn oorlogsherinneringen aan Nederland. Na afloop zijn de kinderen erg onder de indruk van zijn verhalen over zijn onderduikadres in het zuiden van het land.

 

Hoe kon u onderduiken?
“Tijdens de oorlog werden de Joden in Amsterdam bij razzia’s opgehaald en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht, vlakbij Artis. De kinderen van deze Joden werden tijdelijk in een crèche ondergebracht, tegenover de schouwburg. Van daaruit hebben verzetsstrijders – vaak studenten – veel kinderen meegenomen om ze te laten onderduiken. Mijn moeder nam contact op met deze verzetsmensen toen we vanuit Asterdorp waren verhuisd naar Amsterdam-Oost, om te vragen of ze ook een onderduikplek wisten voor ons. Op een dag hebben studenten mij met de trein van Amsterdam naar Zuid-Limburg meegenomen. Ik had een Jodenster op mijn jas, die heb ik er af gehaald. De studenten brachten me naar een boer in Schimveld, aan de Duitse grens. Daar ben ik gedurende de oorlog ondergedoken.”

Kwamen er wel eens Duitsers langs op de boerderij?
“Ja, dat is wel een paar keer gebeurd. Ik werkte op de boerderij, samen met mijn broertje, onder een valse naam. De verzetsstrijders hadden me verteld dat ik vanaf nu ‘Bob de Graaf’ heette. En als iemand me zou vragen waar ik vandaan kwam, moest ik antwoorden dat ik een weeskind was uit Rotterdam, en dat mijn ouders waren omgekomen bij het bombardement. Als de studenten van de verzetsgroep in Limburg via-via hoorden dat er Duitsers zouden langskomen om te zoeken naar Joden, kwamen ze ons waarschuwen. Wij verstopten ons dan in een schuilplaats onder de hooiberg en wachtten tot het gevaar was geweken, soms wel een paar dagen lang. De boerin bracht ons op een rustig moment eten. Als we naar de wc moesten, keken we eerst heel goed of er niemand was. En anders wachtten we tot het nacht werd. Het is ook wel eens gebeurd dat de Duitsers onverwachts langskwamen. Gelukkig geloofden ze ons toen we zeiden dat we weeskinderen waren…”

Mis je Nederland?
“Ik ben en blijf in mijn hart een Nederlander, ondanks de vreselijke ervaringen van die vijf oorlogsjaren. Je had slechte Nederlanders, maar wij kenden ook de goede Nederlanders die ons hebben geholpen en onderdak hebben gegeven. Veel Nederlanders die Joodse mensen hebben laten onderduiken in hun eigen huis, zijn opgepakt en naar concentratiekampen gestuurd. Zij hebben hun leven in gevaar gebracht om Joodse mensen te redden. Deze kant van de Nederlanders vergeten we nooit.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892