Erfgoeddrager: Marianna

‘Mijn moeder schoof dan ‘n kleedje erover en ‘n kinderbedje ervoor’

Marianna, Yfke, Nina en Mavi van de Bosschool in Bergen lopen ieder met een vragenlijstje in hun hand naar Tha Banque om daar Ans Beerden te ontmoeten. Ans is 92 jaar en was twaalf toen de oorlog begon. De leerlingen vinden het een gek idee dat ze zelf bijna net zo oud zijn als zij toen het oorlog was. Ze vragen zich des te meer af hoe het voor mevrouw was in de oorlogsjaren.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘Ik lag met mijn zusjes te slapen toen mijn vader onze slaapkamer binnenkwam. Hij riep: “Het is oorlog, kom uit bed!” We keken uit het raam, met uitzicht op het vliegveld, en zagen de bommenwerpers overvliegen. Er was een hoop lawaai. Ik herinner me alles nog heel goed. Zelfs dat ik het gezicht van de piloot zag, maar nu denk ik dat dat eigenlijk niet kan. “We zijn nu in oorlog,” zei mijn vader en daar schrokken we erg van. Mijn vader had een kruidenierswinkel. Naast ons was de kapperszaak en daar woonde de kapper met zijn familie. Op een dag was het huis leeg en was de hele familie verdwenen. Later kregen mijn ouders een brief waarin stond dat ze naar Amerika waren gevlucht. Ze waren Joods en waren bang dat het verkeerd zou aflopen als ze zouden blijven. In hun huis zijn toen Duitse soldaten gaan wonen. Anderhalf jaar lang waren dat onze buren. Tot wij ook ons huis uit moesten, omdat er Duitsers in wilden. Wij gingen toen in Alkmaar bij een familie op het Ritsevoort wonen.’

Wat was voor uzelf het naarste in de oorlog?
‘Veel jongemannen werden opgepakt en moesten in Duitsland werken. Daar was een tekort aan fabrieksarbeiders, omdat alle Duitsers aan het oorlog voeren waren in andere landen. Ook mijn broer werd gevangengenomen. Hij werd naar Kassel gebracht om daar in een fabriek te werken. Ook heeft hij er een tijd op de tram gewerkt. Dat was heel spannend, omdat er geregeld bommen werden afgevuurd op Kassel. Als er luchtalarm was, moest mijn broer de tram meteen stopzetten en roepen: “Alle aussteigen, bitte!” Vanaf daar reed de tram dan zonder te stoppen door naar de eindhalte buiten de stad in de hoop dat er geen bom op de stad en de tram zou vallen. Een keer mocht mijn broer op verlof naar huis. Hij is toen meteen ondergedoken bij ons op het Ritsevoort in Alkmaar. Hij is zeker anderhalf jaar niet naar buiten geweest. We woonden op de eerste verdieping en konden via spiegeltjes bij het raam zien wat er op straat gebeurde en wie aanbelde. Als Duitse soldaten langskwamen voor een huiszoeking, verstopte mijn broer zich. Hij had een schuilplaats in de tussenruimte van het plafond, bij de bedstee. Dat was een ruimte van maar dertig centimeter. Mijn moeder schoof dan een kleedje over de opening en zette een kinderbedje erop. Ik heb heel veel bewondering voor mijn broer. Hij bleef ondanks de situatie altijd rustig en aardig. Hij bedacht dingen die hij kon doen, zoals lezen, en klaagde niet. Dat vind ik echt heel dapper voor een jonge jongen.’

Wat deed u toen de oorlog was afgelopen?
‘Na de oorlog gingen we met z’n allen terug naar ons huis aan de Ruïnelaan om te kijken hoe alles erbij stond. Het zag er verschrikkelijk uit. Door de vrieskou waren de leidingen gesprongen en overal droop water naar beneden. Mijn zus Els ging meteen naar boven. Opeens kwam er uit het niets een Duitse soldaat met een getrokken geweer aangerend dat hij op mijn zus richtte. Ik was doodsbang en schreeuwde: “Els kom naar beneden! Els kom naar beneden!” De soldaat was op zoek naar een gevluchte jongen die werkte bij de hoefsmid. Nu de oorlog afgelopen was, wilde hij te paard terug naar Duitsland. Hij dwong de jongen om hoefijzers op de hoeven van het paard te slaan. Dat wilde de jongen niet en sloeg op de vlucht. De soldaat dacht dat hij in ons huis verstopt zat. Maar bij ons was hij niet. Later hoorden we dat hij zich verstopt had in de Petrus en Pauluskerk.’

       

Erfgoeddrager: Marianna

‘En ik zei gelijk: “Dan ga ik wel met je mee naar Nederland”’

Mavis Hoogdorp (1949) zat al op de leerlingen te wachten toen we aankwamen, ze keek ernaar uit om hen te vertellen over haar leven in Suriname. Fleur, Sanna, Marianna, Jochem en Lucas stapten binnen bij een onbekende en we namen een uur afscheid van een mevrouw die ze naar ons idee heel goed kenden. Ze hebben veel geleerd van haar indrukwekkende verhalen, die ze vertelde met een hoop humor die ze niet snel zullen vergeten.

Hoe zag uw jeugd en opvoeding er uit?

‘Ik had een prachtige, maar beschermende jeugd. Dat hield in dat ik niet zo makkelijk kon spelen met andere kinderen. Ik werd liefdevol opgevoed, ook door opa en oma, ooms en tantes. Ik was best een verwend kind. Ik was gehoorzaam, dus het was niet nodig om streng tegen mij te zijn. Ik ben in een ‘familiehuis’ geboren, dat wil zeggen dat mijn hele familie daar woonden: moeder, opa, oma etc. Iedereen droeg een steentje bij aan de opvoeding en dat vond ik fijn. Dat huis stond in Paramaribo. Het was redelijk groot, maar had geen veranda. Mijn oma maakte altijd een grote pan eten zodat iedereen kon mee eten, zoals mijn neefjes en nichtjes.’

Hoe vond u het om naar Nederland te gaan en u aan te passen?

‘Ik had geen enkel probleem met de reis naar Nederland. Ik keek er onwijs naar uit! Ik dacht: hier is het al erg goed, maar er is altijd wel een plek die nog beter is. Een collega van mij kreeg een baan in Nederland aangeboden en ik zei gelijk: “Dan ga ik wel met je mee naar Nederland.” Zo gezegd, zo gedaan. Mijn collega en ik gingen een paar weken later met het vliegtuig naar Nederland. Ik was toen 21 jaar. Wij hadden in Paramaribo al heel veel gehoord over Nederland. Eenmaal hier aangekomen was het toch allemaal even wennen; er waren toch best wel veel verschillen. Alles was nieuw en ik moest veel dingen opnieuw ontdekken en leren. Alles achterlaten in Paramaribo vond ik niet heel moeilijk, want mijn familie en vrienden steunden mij volledig en ik wist dat ik naar een mooie plek ging.’

Vind u het fijner hier in Nederland dan in Suriname?

‘Het heeft allebei zo zijn charme. Jullie vragen dit vast omdat veel ouderen uit Suriname lichamelijk hier in Nederland zijn, maar geestelijk nog in Suriname. Het is een soort heimwee. Als je op vakantie naar Suriname gaat, dan lijkt het of de mensen niet zijn veranderd. Maar eigenlijk moet je Suriname en Nederland niet vergelijken.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892