Erfgoeddrager: Maksim

‘In Staphorst kregen we zelfs geen glaasje water’

Emmy Davids vertelt aan Silve, Yara en Maksim van de 3e Daltonschool over haar leven tijdens de oorlog. Zij groeide op in de Eerste Jan Steenstraat en besefte met de jaren steeds beter wat er allemaal is gebeurd.

Wanneer besefte u dat de oorlog begonnen was?
‘Ik was acht toen de oorlog begon. Op die leeftijd besef je wel dat er iets is, een ramp. Maar tegelijkertijd was ik ook lekker op straat aan het spelen. Dat veranderde niet meteen. Later merkte je meer. Mijn ouders konden met moeite voldoende eten bij elkaar scharrelen. Mijn vader ging op de fiets naar de boeren om eten te halen. Via zijn werk, hij was vioolspeler en speelde op bruiloften en partijen, kreeg ie restjes mee. Er was ook een tekort aan kolen en hout. Ik ging erop uit om dat te stelen. Dat was voor een kind een avontuur. Ook was ik een keer na spertijd nog buiten en toen ben ik, verstopt in de bosjes, bijna betrapt door een Duitse soldaat. Dat waren angstige momenten. Om ons heen zag je hoe de huizen van Joden werden gesloopt. Ik heb daaraan meegeholpen; ik had toen geen idee, ik zocht gewoon hout voor de kachel, en dat pikte ik daar. We gingen ook langs de kolenboten die aan de Amstel lagen. Dan deed ik de kolen in een jas met een kapotte voering. Hadden we weer twee dagen warmte. Ik ben niet zo bang geweest, ik heb geen bombardementen meegemaakt, en ik was ook te jong om te beseffen wat er precies gebeurde. Later heb ik gedacht, had ik maar wat meer gevraagd aan mijn ouders over die tijd.’

Moesten jullie onderduiken?
‘Mijn broer en mijn oudste zus, met haar vriend, waren ondergedoken om aan dwangarbeid in Duitsland te ontkomen. We mochten niet weten waar. Later begreep ik pas waarom niet; als kind zou je ze kunnen verraden. De situatie zonder hen was voor mij heel normaal. Soms ging ik naar school, in de Jan Steenstraat. En ik speelde dus buiten. Tollen en knikkeren, Diefje met verlos, rolschaatsen. Er was nauwelijks verkeer, je kon lekker spelen. Na de oorlog heb ik veel schoolwerk moeten inhalen. Op mijn vijftiende ben ik al gaan werken, als naaister, in een lampenkappenfabriek en als hoedenmaker. Doordat ik wel bijdehand ben, heb ik veel ingehaald wat ik op school heb gemist heb.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Tijdens die winter in 1944 hadden we de ergste honger. We zijn toen op de fiets naar familie in Leeuwarden – mijn ouders kwamen uit Friesland – gegaan. Mijn moeder zat in de bakfiets, mijn zusje en ik ernaast. Mijn vader heeft ons helemaal naar Leeuwarden gefietst. Dat duurde dagen en dagen. Dan vroegen we onderweg of we ergens konden logeren, bij mensen thuis of in schuren of scholen die waren opengesteld. We waren natuurlijk niet de enigen die dit deden. Soms kwamen er vliegtuigen over, dan moest je schuilen in de greppel. Voor ons als kinderen was die reis, dat slapen in het hooi, één groot avontuur. Er stonden onderweg veel aardige mensen voor ons klaar. Alleen niet in Staphorst. Daar kregen we nog geen glaasje water! Ik ben nooit meer in Staphorst geweest, tot mijn kinderen aangaven dat ze daar wel eens naartoe wilden. Ik had zo’n afkeer van die plaats door de oorlog. Ook heb ik er een afkeer van de katholieke kerk aan overgehouden. Kinderen kregen te eten in de kerk op de Ceintuurbaan, maar ik mocht niet naar binnen, omdat ik niet katholiek was. Als de grote ketels met eten leeg waren, werden ze buitengezet. Met mijn kleine lepeltje haalde ik dan de restjes eruit. Ik heb later nooit een kerk bezocht.’

Hoe was het toen Nederland bevrijd was?
‘De bevrijding was een groot feest en we konden weer naar huis! Dit keer met de trein. Geen idee hoe mijn ouders aan het geld voor kaartjes kwamen. Er waren optochten, er kwamen militairen de stad in, mensen hadden vlaggen, ze zongen, je kon weer vrij rondlopen! Er was er nog steeds niet veel. Mijn moeder maakte jassen van overgordijnen voor ons. We kregen bonnen om spullen te kopen, ook snoep.
Na de oorlog zijn mijn man ik lid van de Gebroken Geweren geworden. We zijn tegen oorlog. Ik denk door wat we hebben meegemaakt. Ik hou ook niet van gezag; ik wil niet dat iemand anders mij vertelt wat ik moet doen. Onze kinderen heb ik nooit verteld over mijn herinneringen. Mijn oudste dochter is mee geweest naar een eindontmoeting en ze hoorde dingen voor het eerst. Heel lang heb ik er niet over gepraat. Pas doordat ik een paar jaar geleden mee ging doen aan Oorlog in mijn Buurt, kwamen er herinneringen boven.’

               

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892