Erfgoeddrager: Landon

‘We spraken wel over de oorlog, maar niet over wat mijn vader gedaan had’

Tinie Ijisberg vertelt het bijzondere verhaal van haar vader aan Landon, Arthur, Jillis en Bowen van de Theo Thijssenschool. Ze heeft hem nooit gekend.

Tijdens de oorlog zat uw vader in het verzet. Wat deed hij daar?
‘Het begon met het maken van pamfletten en illegale krantjes. Maar op een gegeven moment kwamen er steeds meer maatregelen tegen de Joden, waardoor het steeds moeilijker was voor hen om gewoon dingen te blijven doen. De Communistische Partij, waarvan mijn vader lid was, besloot dat ze uit protest zouden gaan staken. Ze kwamen in het geheim met ruim 400 man samen in de Jordaan om te bespreken wat ze van plan waren. De Jordaan was een goede plek daarvoor, want als de Duitsers of de politie kwamen, dan konden ze snel de straatjes in en de bewoners trokken aan de touwen zodat de mensen veilig naar binnen konden. Hier moest je ook wel een beetje voorzichtig mee zijn, want iedereen kon fout zijn! Op 25 februari 1941 begon de Februaristaking. In de ochtend stopte de tram met werken. Maar er waren toen geen radio of televisie of telefoontjes, dus alles moest verteld worden aan de mensen. Iemand fietste langs de tramhaltes en zei dat er gestaakt werd. Toen gingen veel meer bedrijven en winkels meedoen. Overal waren mensen bezig met de staking.’

Wat gebeurde er na de Februaristaking met uw vader?
‘Na de staking zijn veel mensen gearresteerd. Mijn vader werd gewaarschuwd maar hij zei “als ik me gewoon een paar maanden rustig hou, dan gaat het wel goed.” In het begin van de oorlog hadden de mensen nog niet door hoe ernstig het zou worden. Maar op 14 november 1941 werd hij toch meegenomen. Het was nacht en dus donker. Buiten waren grote lampen gezet zodat hij niet kon vluchten. De Duitsers kwamen het huis binnen en dat ging niet zachtzinnig. Het was aankleden en wegwezen. We wisten niet wat er ging gebeuren, hij werd meegenomen en er werd niets gezegd. Daarna hebben de Duitsers nog drie keer een huiszoeking gedaan en de boel overhoop gehaald. Ze wilden materiaal tegen mijn vader vinden. Mijn vader had nog een typemachine en dat mocht niet, dus die namen ze mee. Boven op zolder vonden ze oud gereedschap van mijn opa. Helemaal verroest natuurlijk, maar daar zat een boksbeugel in en dat was een wapen zeiden ze, dus dat werd ook in beslag genomen. Van november 1941 tot juni 1942 zat mijn vader in het huis van bewaring in Amsterdam, daarna is hij overgeplaatst naar een gevangenis voor politieke gevangenen in Utrecht. Daar heeft hij, samen met 26 anderen, een proces gekregen. Ze hadden twee advocaten die alleen Duits spraken, maar mijn vader en de anderen verstonden geen Duits en die advocaten verstonden geen Nederlands, dus dat was flauwekul. Dat noemen ze een showproces, want het stond al vast wat de uitkomst zou zijn, ze hadden geen kans. Voor de boksbeugel kreeg mijn vader twee jaar gevangenisstraf en voor het staken en de pamfletjes de doodstraf. Zo gevaarlijk was dat. Thuis hoorden we van het vonnis en we mochten een gratieverzoek indienen. Bij familieleden, vrienden en medewerkers bij de tram is mijn broer handtekeningen op gaan halen en hij kreeg er 650, wat heel knap was. Allemaal zeiden ze dat mijn vader een goede man was en goed voor zijn gezin. Maar het heeft geen zin gehad. Op een gegeven moment kreeg mijn moeder een bericht met één regeltje, dat het vonnis was voltrokken. Hij was gefusilleerd.’

U hebt heel veel brieven van uw vader, wat zijn dat voor brieven?
‘Na het overlijden van mijn oudere broer heb ik van mijn schoonzus een doos vol met brieven gehad, die altijd bij mijn moeder in de kast had gestaan. Deze briefjes waren uit het huis van bewaring en de gevangenis gesmokkeld. Toen mijn vader daar zat moest mijn moeder namelijk elke week zijn kleding wassen. Ze moest het vuile goed ophalen en het schone goed terugbrengen. Zo konden ze briefjes smokkelen. Overal werden ze tussengestopt, in naden of in oude schoenen. Mijn vader heeft ruim 500 brieven en briefjes geschreven, kleine briefjes en grote, op papier of zelfs op een sigarettenvloeitje. Hij probeerde iedere dag te schrijven en hij beschrijft er werkelijk alles in! Het heeft me jaren geduurd voordat ik min of meer alles gelezen had. Het was voor mij heel pijnlijk. Hij was altijd met ons bezig. Dat we genoeg groente moesten eten en waar we misschien chocola of aardappelen konden halen. Hij was heel bang, want er is heel veel gedreigd dat het gezin opgehaald zou worden. Die dingen grepen mij het meeste aan.’

Hoe hebt u zelf de oorlog ervaren?
‘Ik ben in 1939 geboren, dus ik was een jaar toen de oorlog begon en heel klein. Na de oorlog ben ik wel altijd heel erg bang geweest, dat ik onder de dekens kroop, ook toen ik al veel ouder was. We hebben mijn vader ook nog een paar keer in de gevangenis gezien, dat vond ik ook allemaal doodeng. Ik denk dus dat ik het wel heb meegemaakt. Na de oorlog zijn we verder gegaan met leven en hebben wij thuis met mijn moeder nooit over mijn vader gepraat. Nooit! We spraken wel over de oorlog, maar dan over het grote verhaal van het verzet en niet over het verhaal van mijn vader of van mijn broer, die ook bij het verzet zat. Ik denk dat het te pijnlijk was voor mijn moeder. Nadat mijn moeder overleed ben ik op een gegeven moment gevraagd om de herdenking ieder jaar te organiseren. Dat ben ik gaan doen. Toen vroeg een verslaggever hoe het bij mij thuis was geweest en ik dacht, hoe was het eigenlijk bij mij thuis? En toen heb ik verschrikkelijk gehuild. Ik denk dat ik toen pas besefte dat het bij ons thuis heel moeilijk en pijnlijk is geweest en dat ik er daarom nooit over gepraat heb. We moesten door en dat was al moeilijk genoeg. Mijn vader had het verhaal opgeschreven en het is daarna nooit meer verteld. Dat heeft mij erg aangegrepen, dat ik het allemaal nooit eerder heb geweten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892