Erfgoeddrager: Kylan

‘Mijn pleegouders zorgden erg goed voor mij’

Het is een prachtige zonnige dag. Winnie, Kylan, Rosanne, Maud en Lucy lopen samen met Samuel de Leeuw van de Azaleaschool in Amsterdam-Noord naar het park, allen in zomeroutfit, om daar in de schaduw van de bomen een plekje te zoeken. Het wordt een picknicktafel met parasol. ‘Het is de eerste keer in mijn leven dat ik een interview heb onder een parasol in het park!’, roept meneer De Leeuw enthousiast uit. ‘Heerlijk!’

Waar woonde u in de oorlog?
‘Ik ben geboren in de Van Woustraat, vlakbij de Albert Cuyp. Mijn ouders waren Joods. Zij werkten allebei in de Hollandia Kattenburgfabriek in Noord. In 1942 is daar een inval geweest door de Duitsers. Mijn moeder was thuis bij mij, ik was nog een baby, maar mijn vader is meegenomen en naar een gevangenis bij Scheveningen gebracht. Vandaar ging hij naar Westerbork en na een week of twee is hij naar Auschwitz gestuurd en werd hij vermoord. In Amsterdam werd het te gevaarlijk en de broer van mijn moeder zei: nu moet je Samuel laten onderduiken. Dat werd een adres ver weg in Limburg, in Heerlen.’

Kunt u zich nog iets herinneren van uw pleegouders?
‘Ik was natuurlijk nog maar een heel klein jongetje, maar ik herinner me nog waar we woonden: aan de heide waar schaapjes waren en waar ik cowboy of indiaantje kon spelen. Er was een grote, lange tuin. Mijn pleegouders zorgden erg goed voor mij. Mijn pleegvader was mijnwerker en had heel grote handen, maar hij was erg aardig. Ze hadden zeven keer een miskraam gehad en hadden geen kinderen. Dus ze waren erg blij dat ze voor mij konden zorgen.’

Waren uw pleegouders rijk?
‘Nee, zeker niet, ze waren arm. De mijnbouw was slecht betaald. Je kon in de oorlog ook niet zomaar naar de winkel gaan. Mijn pleegouders kregen bonkaarten van het verzet omdat ze mij als onderduiker hadden, hiermee kon je ook suiker, bloem of schoenen halen. We hadden ook een tuin met groenten en aardappels, zo konden we goed eten. Ik heb geen honger gehad. En omdat wij in Heerlen al in ‘44 zijn bevrijd hebben wij de Hongerwinter ook niet meegemaakt.’

Meneer De Leeuw laat tijdens het interview van alles zien, foto’s van hem als klein jongetje op de heide met een schaapje, een valse identiteitskaart van zijn moeder, bonkaarten, brieven die zijn moeder kreeg van de pleegouders over zijn eerste woordjes, brieven van stichting oorlogspleegkinderen. De kinderen lezen om beurten de brieven voor. 

Kunt u iets meer vertellen hoe dat ging, dat uw moeder u weer vond?
‘Mijn moeder spoorde via stichting oorlogspleegkinderen op waar ik was, ze kreeg van het militair gezag een pasje om te reizen. Er waren geen treinen en veel wegen lagen in puin, maar al liftend kwam ze in de avond in Heerlen, toen ik al sliep. En dit weet ik nog heel goed hoor, de volgende ochtend vroeg ik aan mijn pleegmoeder: wie is die mevrouw? Dat is je echte moeder. Nee, u bent mijn echte moeder!, zei ik. Na een paar dagen gingen we samen terug naar Amsterdam, in een vrachtauto. Maar ik ben in die periode nog vaak terug gegaan om even tot rust te komen.’

Heeft u na de oorlog ook nog contact gehouden met uw pleegouders?
‘Jazeker! Ik heb ze altijd in ere gehouden. Ook toen ik zelf trouwde en kinderen kreeg zijn we vaak teruggegaan. Mijn kinderen zeiden dan opa en oma tegen ze en dat vond ik mooi. Toen mijn pleegvader overleed, heb ik mijn pleegmoeder naar een Amsterdams verpleeghuis kunnen halen zodat we haar vaker konden zien.

‘Ik hoop dat jullie van mijn verhaal mogen leren dat het belangrijk is om mensen niet te veroordelen om huidskleur of achtergrond. Dat is zo belangrijk. En dat je beseft hoe zwaar vluchtelingen het kunnen hebben.’

Erfgoeddrager: Kylan

‘In het Noordzeekanaal gingen we op zoek naar bamboestokken’

Jan Jansen komt uit een groot gezin, met elf kinderen. Aan Kylan, Onne en Jens van de Twiskeschool uit Noord vertelt meneer Jansen hoe hij op jonge leeftijd (hij werd geboren in 1940) de oorlog beleefde in de Noorder IJpolder, waar hij toen woonde. Hij beschrijft hoe ze als kinderen zelf speelgoed maakten en hoe spannend het einde van de oorlog voor hem was.

 

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Ik ben geboren in Amsterdam-Noord, in de Noorder IJpolder. Vlakbij ons huis stond een woning, De Domeinen, die in het bezit was van het leger. Er woonde een fortwachter die zorg droeg voor de kruithuizen op het legerterrein, waar het kruit werd bewaard. In de oorlog vorderden de Duitsers de woning. Ineens hadden we dus Duitse buren. Het waren leuke jongens die heel lief waren voor ons. Ik zat vaak even bij ze op schoot. In de oorlog was er natuurlijk weinig eten, maar de Duitsers hadden wel flink wat vlees. Mijn moeder braadde het vlees voor hen. Stiekem sneed ze er dan wat voor ons af. En als die Duitsers iets zeiden over de geslonken hoeveelheid vlees, antwoordde ze gewoon dat het door braden was gekrompen. Heel slim van haar! Mijn ouders vertelden me na de oorlog ook dat ze van de Duitsers hun radio moesten wegdoen. Mijn vader had zijn radio daarom stiekem verstopt, in een ketel tussen de poepluiers. Dat was wel spannend want dat moesten ze natuurlijk niet te weten komen.’


Wat voor spelletjes deed u allemaal in de oorlog?

‘We hadden niet zoveel speelgoed dus we moesten zelf wat bedenken om te doen. In het Noordzeekanaal gingen we op zoek naar bamboestokken die we vervolgens in stukken spleten. Bij een winkel in Tuindorp Oostzaan kochten we papier en zo maakten we een vlieger, met een grote slinger eraan. In de Noorder IJpolder was ruimte genoeg en er was altijd wind, dus vliegeren was leuk. We haalden ook wel de spaken uit een oud fietswiel, de band eraf en hup… dan hadden we een hoepel, vaak aan een stokkie, en dan hard rennen met die hoepel. Het waren echte straatspelletjes. In de buurt reden natuurlijk nog vrijwel geen auto’s, alleen jeeps van Duitsers die kruit kwamen halen op het terrein.’


Hoe was de bevrijding?

‘Ik weet nog dat die dag de lucht zwart zag van de vliegtuigen die overvlogen. Heel spannend vond ik dat. In de polder had ik natuurlijk vrij zicht. Die vliegtuigen kwamen voedsel brengen, grote blikken biscuits en cornedbeef uit Amerika. De pakketten vielen allemaal in het weiland. Je mocht ze niet zelf houden; alles wat je vond moest je inleveren zodat het kon worden verdeeld onder de mensen. Ik zoog in die tijd nog op mijn duim. Mijn oma vroeg me daarom altijd als ze op bezoek was: ‘Jantje, wat zit er toch in die duim van je?’ ‘Chocolade’, antwoordde ik dan. Geen idee hoe ik daarbij kwam, want ik had tijdens de oorlog nog nooit chocolade gegeten. Tot ik bij de bevrijding uit een van die pakketten chocolade kreeg…ik wist niet wat ik proefde, zo heerlijk vond ik het!’

Erfgoeddrager: Kylan

‘De lucht zag zwart van de vliegtuigen’

Jan Jansen werd in 1940 geboren, hij was een kleine jongen tijdens de oorlog. Met zijn vader en moeder en 8 broers en zusjes woonde hij in Noord. Hij vertelt erover aan Kylan, Onne en Jens van de twiskeschool.

Waar woonde u?
‘Ik ben geboren in de Noorder IJpolder in Amsterdam Noord. Het heette de Domeinen, het was terrein van het leger. We woonden naast de fortwachter, die moest letten op de kruithuizen op het terrein. Daarin werd het kruit bewaard. Het huis van de fortwachter werd gevorderd door de Duitsers, dus die kwamen naast ons te wonen. Het waren allemaal leuke jongens, ze waren heel lief voor ons. Ik ben daar ook nog vaak op schoot geweest. Ik werd heel erg verwend. Ze waren pas 20 jaar, het was toch ook een soort familie.’

Wat at u in de oorlog?
‘Eten was er natuurlijk in de oorlog heel weinig, maar de Duitsers hadden wel flink wat vlees en mijn moeder mocht dat vlees braden. Ze sneed er stiekem wat af voor de kindertjes. De Duitsers vroegen ‘Oh mevrouw Jansen wat is er gebeurd met het vlees, het ziet er zo klein uit?’ Toen zei mijn moeder ‘Ja, door het bakken krimpt het’, zo kwam ze er dan uit, dat was heel slim. Wij woonden dus in de polder en mijn vader werkte op het land in de velden. Hij zorgde ook dat de Duitsers te eten kregen. Ook mensen uit Tuindorp, die na de oogst langs ons huis kwamen, kregen wat aardappels mee.’

Wat voor spelletjes deed u allemaal?
‘We hadden nog niet zoveel speelgoed, we moesten zelf wat bedenken om te doen. We gingen in het Noordzeekanaal bamboestokken zoeken. Bij een winkel in Tuindorp Oostzaan kochten we papier en dan maakten we een vlieger met een grote slinger eraan. Er was speelruimte genoeg en er was altijd wind, dus dat was leuk. Van een oud fietswiel haalden we de spaken eruit en de band eraf, dan hadden we een hoepel met een stokje en dan gingen we hard rennen. En pinkelen… het waren echt straatspelletjes, er waren natuurlijk bijna geen auto’s. Alleen veel jeeps van de Duitsers die kruit kwamen halen.’

Had u veel huisdieren of boerderijdieren?
‘Er waren varkens en een paar paarden, die op het land werden gebruikt, want tractoren waren er ook niet, en wat koeien voor melk. Katten hadden we ook en een hondje, maar daar weet ik weinig van. Er werden ook wel veel dieren illegaal geslacht door de Nederlanders. In schuurtjes, het was noodzaak maar het mocht niet.’

Hoe was het einde van de oorlog?
‘Ik weet nog dat ik als klein jongetje op een mooie zomerse dag buiten aan het spelen was en dat er allemaal vliegtuigen over kwamen. Ze kwamen uit Engeland en gingen naar Duitsland om te bombarderen. Toen we bevrijd werden was ik bijna vijf jaar. De lucht was zwart van de vliegtuigen. Ik zie ze nog zo aankomen, ik vond het heel spannend. Ze kwamen voedsel brengen, grote blikken biscuits en grote blikken cornedbeef uit Amerika. Die pakketten vielen allemaal in het weiland. Je mocht het eten niet voor jezelf houden, je moest het inleveren en dan werd het gedistribueerd onder de mensen. Ik was een duimzuigertje vroeger en mijn oma vroeg vaak ‘Jantje wat zit er toch in die duim?’ Dan zei ik chocola, maar ik had natuurlijk nog nooit van mijn leven chocolade gehad, dus hoe kwam ik erbij. Maar in die voedselpakketten zaten repen chocolade. Ik wist niet wat ik proefde, het was heerlijk! We kregen ook Zweeds witbrood, dat leek wel gebak.’

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892