Erfgoeddrager: Kjell

‘De vliegtuigen met raketten vlogen vlak over onze huizen’

Sef, Kjell en Reem van basisschool De Talisman in Eindhoven gaan op bezoek bij Ap de Graaf (1932). Hij was 8 jaar toen de oorlog begon, en woonde destijds in Den Haag. Hij kan zich nog goed de bombardementen herinneren, de laag vliegende vliegtuigen met raketten die vlak over zijn straat vlogen. Meneer De Graaf vond het spannend en eng. Bij de dagbesteding van Vitalis Wissenhaege gaat hij met de drie jongens in gesprek. Ze delen de liefde voor voetbal en hebben direct een bijzondere klik met elkaar.

Wat was uw eerste herinnering aan de oorlog?
‘In Den Haag werd de wijk Bezuidenhout gebombardeerd; daar vielen veel doden. De vliegtuigen vlogen vlak over ons huis heen. Ze raakten bijna de boomtoppen in onze straat. Het was heel spannend omdat je nooit wist wanneer de bommen zouden vallen en of het vliegtuig zou neerstorten. De bommen waren bedoeld voor de kazerne, maar ze konden niet zo goed richten. Gelukkig is ons huis nooit gebombardeerd. Mijn moeder heb ik in die tijd wel eens horen gillen: ‘Waar zijn mijn kinderen?’ Sirenes gingen af zodra de vliegtuigen kwamen. Dan renden we met ons gezin naar de onderburen en samen met hen schuilden we onder de trap. Het was heel eng. Mijn moeder huilde en schreeuwde. Ik was ook bang, bang voor de bommen, of ze op ons huis zouden vallen. We hielden de vliegtuigen in de gaten en riepen naar elkaar: ‘Gaat-ie goed?’. Het was goed als ze twintig straten verder neerkwamen en onze wijk voorbij waren.’

Kon u tijdens de oorlog wel naar school?
‘Bij mij in de straat was de school. Tijdens de oorlog kon ik gewoon naar school. Totdat ik een besmettelijke ziekte kreeg. Ik was 9 jaar toen ik tyfus kreeg. Je mocht dan niet bij de andere kinderen komen. Ik werd naar een kinderziekenhuis gebracht, een sanatorium, waar allemaal kinderen waren met een besmettelijke ziekte, zoals tyfus of dysenterie. Ik was doodziek. Mijn familie mocht mij soms opzoeken. Verpleegkundigen zorgden voor ons. Er waren nog geen goede medicijnen, zoals penicilline, die ons beter konden maken. Andere kinderen om mij heen stierven. Ik was ook bang om dood te gaan. Ik heb een maand in het ziekenhuis gelegen en moest blijven totdat ik uitgeziekt was. Het is een nare herinnering die ik daaraan heb overgehouden. Doordat ik ziek werd en na mij ook mijn broers en zusjes ziek werden, kon ik lange tijd niet naar school en had ik een flinke achterstand opgelopen.’

Hoe heeft uw gezin de Hongerwinter overleefd?
‘In het laatste jaar van de oorlog brak de Hongerwinter uit. Eindhoven was toen al bevrijd, maar in Den Haag was de oorlog nog. Er was bijna geen eten meer voor de mensen. Van de Duitsers kreeg ieder gezin voor een maand bonnen. Met een bon kon je dan een half brood halen, waar je met je hele gezin van moest eten. Het was veel te weinig, we hadden echt honger.

Mijn vader was broodbezorger en dat is ons geluk geweest. Hij kreeg vaak een paar extra broden, die verkocht hij stiekem op de zwarte markt. Hij ruilde ze tegen aardappelen zodat ons gezin weer kon eten. Op de zwarte markt ging het er niet eerlijk aan toe. Mensen ruilden van alles om maar aan eten te komen of ze gingen stelen van elkaar.

Mijn vader ging ook op hongertocht naar het Westland. Daar woonden de boeren. Zij hadden meer eten en ruilden dit tegen bijvoorbeeld een fiets. We aten tulpenbollen omdat er geen ander voedsel meer was. Ik kan mij nog herinneren dat deze heel vies waren. Er zijn veel mensen overleden in de Hongerwinter. Ook familie van mij.’

Erfgoeddrager: Kjell

‘Aan het geluid van vliegtuigen ‘s nachts wende je’

Gré Masteling werd geïnterviewd door Ogi, Kjell en Fenne. Zij woonde tijdens de oorlog in Koedijk op de Burgemeester Kooimanstraat. Als enig kind van een tuinbouwer en zijn vrouw kwam ze goed de oorlogstijd door. Maar angstige momenten heeft ze wel gekend.

Hoe merkte u dat de oorlog was begonnen?
‘Ik was acht jaar toen de oorlog begon en alhoewel je mensen erover hoorde praten, had je natuurlijk geen idee wat ‘oorlog’ inhield. Ik herinner me laag overvliegende vliegtuigen, mijn vriendinnetje en ik die het op een hollen zetten. Mijn moeder die ons dan naar binnen riep en zei dat dat heel gevaarlijk was.
Bang was ik niet. Als kind had ik niet erg door dat het anders was; ik nam alles zoals het kwam. Ik was enig kind en mijn vader verbouwde als tuinder kolen en aardappels – dat kon mijn moeder ruilen voor tarwe om brood te bakken – dus ik kwam niks tekort. We woonden echt buiten Alkmaar; er waren hier alleen tuinderijen, akkers en boerderijen. We zaten aan het kanaal waar schepen langs voeren en waar af en toe vanuit vliegtuigen werd geschoten. Aan het geluid van die vliegtuigen ‘s nachts wende je. Wel werd ik er wakker van en dan was ik bang dat er eentje zou neerstorten. Er waren drie grote boerderijen afgebrand doordat Duitse piloten, nagejaagd door Engelse vliegtuigen, hun lading met bommen lieten vallen. Daar zijn gelukkig geen slachtoffers bij gevallen. Ook herinner ik me dat we op school tijdens een bombardement op het vliegveld van Bergen onder de banken moesten schuilen. Dat was wel heel eng. Op een gegeven moment moesten we ook uit onze school en kregen we les in het café hier vlakbij.’

Kwamen de Duitsers veel langs in uw buurt?
‘Ik weet nog dat de Duitsers bij ons achter op het erf afweergeschut hadden geplaatst; een groot gevaarte gericht op het Geestmerambacht. Het is nooit gebruikt en werd op een gegeven moment ook weer weggehaald. Verder lieten ze ons met rust in Koedijk. Wel voeren er grote Duitse schepen in het kanaal en dan moest ik naar binnen.’

Kende u mensen die moesten onderduiken?
‘Mijn man – die toen nog niet mijn man was natuurlijk, maar de broer van mijn vriendin – hield zich schuil omdat hij anders naar Duitsland werd gestuurd om te werken. Tijdens een razzia is hij met twee andere jongens in een bootje naar het Kleimeer gegaan. Dat heet nu Geestmerambacht en is een meer; toen waren het sloten met kleigrond eromheen. Ze hebben zich daar in een molen schuilgehouden; dat was wel heel spannend.
Wat ook veel indruk op me maakte, was dat er mensen vanuit Amsterdam naar deze regio kwamen – lopend met een kinderwagen of een bolderkar – om eten te vragen. In de stad was de honger verschrikkelijk en de mensen waren dagen onderweg om voedsel bij elkaar te sprokkelen en dan maar hopen dat je met het eten weer veilig thuiskwam.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892