Erfgoeddrager: Karma

‘Tot vanavond en lief zijn hoor!’

In een stijlvol ingericht appartement luisteren Themi, David, Karma en Lucy van basisschool De Nautilus met een en al oor naar het bijzondere, maar vooral dramatische oorlogsverhaal van de Joodse Salo Muller. Hij was pas vier jaar toen de oorlog begon, maar kan zich deze verschrikkelijke tijd nog goed herinneren. Zijn ouders zijn allebei in Auschwitz vermoord; Salo Muller zat op acht verschillende adressen ondergedoken. Over zijn belevenissen in de oorlogsjaren schreef hij Tot vanavond en lief zijn hoor!, een boek dat de kinderen na afloop van het interview mee naar huis kregen.

Wanneer werden uw ouders opgepakt door de Duitsers?
‘Mijn moeder bracht mij op een dag in 1942 naar school, ik was toen zes jaar. ‘Tot vanavond en lief zijn hoor!’ is het laatste wat ze tegen mij zei. Ze werd op haar werk door de Duisters opgepakt en naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Aan de andere kant van de Schouwburg had je de kindercrèche, waar alle joodse kinderen ‘bewaard’ werden. De buurman van mijn ouders kreeg een telefoontje van de Duitsers dat ik naar de crèche gebracht moest worden, maar dat vond hij te gevaarlijk. Ik werd naar mijn oom en tante gebracht. Op een dag moest ik van mijn tante achter de deur gaan staan en ik mocht pas naar boven komen als zij het zei. Er was een razzia en twee Duitse soldaten stormden binnen met een geweer. Mijn tante was slim en zei tegen de Duitsers: “We kunnen niet mee, want mijn dochter heeft roodvonk.” Als de Duisters ergens bang voor waren, was het wel voor besmettelijke ziektes. Dus wat deden ze? Ze plakten een briefje op de deur met ‘besmettelijke ziekte’. Over drie weken zouden ze terugkomen. Precies op dat moment kwam ik, eigenwijs jongetje dat ik was, achter de deur vandaan. Ik werd in de overvalwagen gegooid en naar de Schouwburg gebracht. Daar zag ik mijn vader en moeder op het toneel staan. Het zou de laatste keer zijn dat ik zag.’

Wat is er daarna met u gebeurd?
Ik ben uiteindelijk uit de kindercrèche gesmokkeld en heb daarna op acht onderduikadressen gewoond. Wat je dan het meest mist? Je vader en moeder! Je komt steeds bij vreemde mensen terecht, waar je niks mag en kan doen. Ik mocht niet op straat gezien worden en ik mocht ook niet naar school. Ik zat de hele dag een beetje in de woonkamer. Op een gegeven moment woonde ik bij een gezin, waarvan de zoon een gitaar had. Ik mocht absoluut niet aan zijn gitaar zitten, maar die gitaar had een magische aantrekkingskracht. Als de jongen weg was, pakte ik stiekem zijn gitaar om er op te tokkelen. Sukkel die ik was, legde ik de gitaar dan net verkeerd terug, waardoor hij er altijd achter kwam. Hij sloeg me dan zo verschrikkelijk hard, dat de dokter moest komen en ik uiteindelijk uit huis gehaald ben. Bij zeven onderduikgezinnen heb ik het heel slecht gehad, maar bij het achtste had ik het goed! Het oude echtpaar ‘Beppe en Omke’ was lief voor mij en het voelde bijna alsof het mijn eigen opa en oma waren.’

Hoe vindt u het om over de oorlog te praten?
Ik had in het begin heel veel moeite met het vertellen van het verhaal, maar nu ik het zo vaak verteld heb gaat het beter. Ik vind het erg belangrijk om mijn verhaal door te vertellen. Auschwitz heb ik nog niet kunnen bezoeken, maar ik ben van plan dat in de toekomst wel te doen. Mijn vrouw en ik hebben voor mijn vader een moeder struikelsteentjes laten leggen voor het laatste adres waar ze gewoond hebben, in de Molenbeekstraat 34. Af en toe gaan we daar heen om aan ze te denken en stil te staan bij wat er allemaal is gebeurd.’

     

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892