Erfgoeddrager: Julianne

‘Toch hadden wij een bevoorrechte positie’

In een prachtig huis in Amsterdam-Zuid vertelt Dorien Jacobs aan Raya, Julianne en Hasnae van de Olympiaschool over de oorlog. Zij werd geboren in 1943, midden in de oorlog, en heeft er zelf dus geen herinneringen meer aan. Maar dankzij het dagboek dat haar vader vanaf 1944 speciaal voor haar bijhield en dat ze vijftien jaar geleden – na de dood van haar moeder vond – kan ze nog veel vertellen.

Kwam u in het dagboek dingen tegen die u niet wist of niet had verwacht?
‘Na het lezen van het dagboek had ik vooral vragen. Jammer genoeg waren mijn beide ouders al overleden. Het vreemdste vond ik dat het enkel aan mij gericht was, en niet aan mijn broer. Hij is namelijk ook tijdens de oorlog geboren, in 1944. Ik kreeg wel een nieuw beeld van mijn moeder. Zij had me altijd een hele brave huisvrouw geleken, die erg luisterde naar mijn vader die vaak streng kon zijn. Zo was mijn moeder erg goed in zwemmen, maar heeft ze ermee moeten stoppen van hem. Ze leek altijd een erg rustige, onderdanige huisvrouw. In het dagboek las ik dat zij tijdens de oorlog vaak gevaarlijke tochten op de fiets ondernam om bij de boeren eten te halen. Dat vond ik erg bijzonder, want het klonk helemaal niet als iets dat mijn moeder zou doen.’

Waarom liet uw vader u het dagboek na?
‘Hij begon ermee na mijn geboorte in 1943. De volgende keer dat hij schreef was pas veel later, op 4 september 1944. Zuid-Limburg en Breda waren toen al bevrijd, en de Hongerwinter stond voor de deur. In het dagboek staat dat hij schreef om mij eraan te herinneren in wat voor moeilijke tijd ik geboren ben. Met Gods hulp hoopte hij dat ik hiermee later in mijn leven een normale situatie beter zou kunnen waarderen en beleven. Hij hoopte ook dat ik er iets mee zou doen, en dat heb ik dus een paar jaar geleden voor het eerst gedaan.’

Wat vertelde uw vader allemaal in het dagboek?
‘Hij schreef over het dagelijks leven in de oorlog. Wat ik las, bleek veel erger dan wat ik had verwacht. De honger, de koude, de armoede, het moet verschrikkelijk zijn geweest. Toch hadden wij een bevoorrechte positie. Dankzij de kledingwinkel van mijn vader, the Society Shop, kon hij kleren ruilen voor eten. We hadden ook een hulp in huis; die kwam uit Lutjebroek. Zij ging dan met kleren terug naar haar ouders om het daar te ruilen voor eten. Hierdoor is ons gezin de Hongerwinter beter doorgekomen dan de meeste Amsterdammers. Mijn moeder durfde vaak niet met ons over straat wandelen, omdat ze zich schaamde. Mensen zagen er zo dun uit, en mijn broer en ik helemaal niet. Toch schrijft mijn vader ook dat hij eten deelde met zijn acht broers als het kon. En toch, niet alles was perfect voor hen. Ook mijn ouders hebben lang in de rij moeten staan voor eten, en door de winkel werd bij ons vaak ingebroken. Mijn vader schreef dat mijn moeder hierdoor erg bang was. De oudste broer van mijn vader was een NSB’er. Daar schreef mijn vader verder niet veel over, maar dat was vast niet altijd makkelijk voor hem. Ik was over het algemeen niet verbaasd over wat ik in het dagboek las, maar ik was wel verrast door de impact van de oorlog en hoe erg het was om in deze periode te leven.’

Erfgoeddrager: Julianne

‘ Mijn vader schreef in zijn dagboek aan mij over de moeilijke tijd waarin ik geboren ben’

In een prachtig huis in Amsterdam-Zuid vertelde Dorien Jacobs aan Raya, Julianne en Hasnae van de Olympiaschool over de oorlog. Zij werd geboren in 1943, midden in de oorlog, en heeft er zelf dus geen herinneringen meer aan. Maar dankzij het dagboek dat haar vader vanaf 1944 speciaal voor haar bijhield en dat ze vijftien jaar geleden – na de dood van haar moeder vond – kan ze nog veel vertellen.

Kwam u in het dagboek dingen tegen die u niet wist of niet had verwacht?
‘Na het lezen van het dagboek had ik vooral vragen. Jammer genoeg waren mijn beide ouders al overleden. Het vreemdste vond ik dat het enkel aan mij gericht was, en niet aan mijn broer. Hij is namelijk ook tijdens de oorlog geboren, in 1944.
Ik kreeg wel een nieuw beeld van mijn moeder. Zij had me altijd een hele brave huisvrouw geleken, die erg luisterde naar mijn vader die vaak streng kon zijn. Zo was mijn moeder erg goed in zwemmen, maar heeft ze ermee moeten stoppen van hem. Ze leek altijd een erg rustige, onderdanige huisvrouw. In het dagboek las ik dat zij tijdens de oorlog vaak gevaarlijke tochten op de fiets ondernam om bij de boeren eten te halen. Dat vond ik erg bijzonder, want het klonk helemaal niet als iets dat mijn moeder zou doen.’

Waarom liet uw vader u het dagboek na?
‘Hij begon ermee na mijn geboorte in 1943. De volgende keer dat hij schreef was pas veel later, op 4 september 1944. Zuid-Limburg en Breda waren toen al bevrijd, en de Hongerwinter stond voor de deur. In het dagboek staat dat hij schreef om mij eraan te herinneren in wat voor moeilijke tijd ik geboren ben. Met Gods hulp hoopte hij dat ik hiermee later in mijn leven een normale situatie beter zou kunnen waarderen en beleven. Hij hoopte ook dat ik er iets mee zou doen, en dat heb ik dus een paar jaar geleden voor het eerst gedaan.’

Wat vertelde uw vader allemaal in het dagboek?
‘Hij schreef over het dagelijks leven in de oorlog. Wat ik las, bleek veel erger dan wat ik had verwacht. De honger, de koude, de armoede, het moet verschrikkelijk zijn geweest. Toch hadden wij een bevoorrechte positie. Dankzij de kledingwinkel van mijn vader, the Society Shop, kon hij kleren ruilen voor eten. We hadden ook een hulp in huis; die kwam uit Lutjebroek. Zij ging dan met kleren terug naar haar ouders om het daar te ruilen voor eten. Hierdoor is ons gezin de Hongerwinter beter doorgekomen dan de meeste Amsterdammers. Mijn moeder durfde vaak niet met ons over straat wandelen, omdat ze zich schaamde. Mensen zagen er zo dun uit, en mijn broer en ik helemaal niet. Toch schrijft mijn vader ook dat hij eten deelde met zijn acht broers als het kon. En toch, niet alles was perfect voor hen. Ook mijn ouders hebben lang in de rij moeten staan voor eten, en door de winkel werd bij ons vaak ingebroken. Mijn vader schreef dat mijn moeder hierdoor erg bang was. De oudste broer van mijn vader was een NSB’er. Daar schreef mijn vader verder niet veel over, maar dat was vast niet altijd makkelijk voor hem. Ik was over het algemeen niet verbaasd over wat ik in het dagboek las, maar ik was wel verrast door de impact van de oorlog en hoe erg het was om in deze periode te leven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892