Erfgoeddrager: Joy

‘Stiekem rookten we de sigaretten zelf op’

Harrie van Dommelen was vierenhalf toen de oorlog begon. Hij is al in ‘t Oude Raadhuis als Christiaan, Loena, Mohammed en Joy van basisschool ’t Karregat binnenkomen. Harrie herinnert zich nog goed dat de oorlog begon en hoe hij vanuit de huiskamer de Duitse wagens in kolonnes over de weg zag rijden.

Hadden jullie genoeg te eten in de oorlog?
‘Wij hebben gelukkig geen honger gehad tijdens de oorlog. We woonden op het platteland tussen de boerderijen en mijn ouders hadden een eigen moestuin. Snoepjes en drinken zoals jullie dat nu hebben, hadden wij niet en op onze grauw/witte en bruine boterhammen kreeg ik niet veel beleg. Als de boeren in de buurt een varken slachtten, kregen wij er ook altijd wat van. Met Pasen hadden we een gebakken kippetje en met Kerst konijn uit eigen ‘veestapel’. Ik wist toen niet beter en ik genoot van de kleine verrassingen en was enorm dankbaar.’

Hadden jullie een radio?
‘Ja, en zo wisten wij wat er in Nederland gebeurde. We hadden de radio goed verstopt, omdat het verboden was er een te hebben. De uitzending van Radio Oranje begon altijd met “Beste landgenoten, hier spreekt Radio Oranje”. We luisterden vaak met het hele gezin en ik begreep niet altijd wat er werd verteld. Het was wel altijd spannend. Ook spannend was dat de Duitse soldaten op de jongensschool woonden, waardoor wij geen les kregen. Later zijn daar op zolder wat klassen gemaakt, zodat er toch enigszins les gegeven kon worden. De meisjes- en peuterklassen waren ondergebracht bij boer Faassen aan de Loostraat, waar een stal was omgebouwd tot schooltje. Toen de Engelsen ons bevrijdden, sliepen zij ook in die school. Ook sliepen er Engelse soldaten bij ons thuis, in mijn bed.’

Heeft u een bombardement meegemaakt?
‘Ja, een heel erg groot bombardement: het Sinterklaasbombardement. De vliegtuigen vlogen over ons huis. Het was de bedoeling om de Philipsfabrieken te raken, maar dat is niet helemaal gelukt. Twee van mijn ooms zaten na de kerkdienst in café De Bonte Os een borreltje te drinken en werden geraakt. Één oom was meteen dood, de andere later. Ook de kerk was geraakt en daar kwamen de mensen brandend naar buiten gerend. Dat was erg om te zien en ik was bang dat de bommen ook op ons huis zouden vallen. In de buurt van ons huis is gelukkig niets gevallen. Wel op een weiland waar koeien stonden; daar waren dan kraters van de ingeslagen bommen te zien en ook waren er wat koeien omgekomen. Gevaarlijk waren de vliegende V1- en V2-bommen, die vanuit Duitsland naar Engeland afgeschoten werden. Als ze overkwamen, maakten die een vast geluidje dat klonk als ‘tuk tuk tuk’. Soms moesten we dan de schuilkelder in. Ook schoten de Duitsers een keer een eigen vliegtuig uit de lucht. Dat vloog brandend door de lucht. Wij zijn toen gaan kijken in de wei waar het was neergestort.
Bij de Eckartsebrug had de toenmalige veldwachter een groep Duitse tanks aangehouden, die over de brug naar Tongelre wilde. De veldwachter vertelde de Duitsers dat de tanks te zwaar waren voor de brug. Toen zijn ze teruggegaan en zo zijn wij er in Tongelre goed vanaf gekomen.’

Wat herinnert u zich nog van de Bevrijding?
‘De Engelse en Amerikaanse soldaten hadden net voor de Bevrijding diverse kampjes in de buurt bij de Karpendonkse Hoeve. Ik was toen een jaar of acht. Samen met mijn broers gingen we bij de Amerikanen sigaretten voor onze vader en chocolade voor onze moeder vragen. We kregen van ieder twee stuks mee. De repen aten we zelf al op en ook de gekregen sigaretten rookten we stiekem op. Toen de Amerikaanse militairen later bij ons thuis langskwamen en aan mijn ouders vroegen of de chocolade en sigaretten lekker waren geweest, waren we blij en opgelucht dat niemand Engels sprak. Wel hebben we het toen we groot waren alsnog aan onze ouders verteld.’

       

 

Erfgoeddrager: Joy

‘Mijn moeder moest wel een gele ster dragen’

Luuk, Yuri en Joy van de Dongeschool in de Amsterdamse Rivierenbuurt ontmoeten Fred Dubiez op een zonnige dag middenin de coronacrisis. Het interview houden ze daarom niet op school maar op het nabijgelegen Merwedeplein, waar toevallig ook Anne Frank woonde voordat ze moest onderduiken. Meneer Dubiez zit op een bankje en de kinderen luisteren op geruime afstand van hem naar zijn verhaal.


Wat is uw eerste herinnering aan de oorlog?

‘Ik herinner me dat iedereen in de buurt papier en plakband tegen het raam ging plakken. Men was bang voor alle vliegtuigen die overvlogen en mogelijke bombardementen. Bij een bombardement zouden dichtgeplakte ramen veiliger zijn omdat het glas dan niet zover het huis in zou vliegen. Maar ja, of dat nou echt hielp? Veel bombardementen waren er trouwens niet in Amsterdam. Ja, wel bij Fokker bij Schiphol, daar is wel gebombardeerd, maar de stad is eigenlijk nauwelijks aangevallen. ‘s Nachts ben ik nog eens wakker gemaakt door mijn ouders om naar vuur van een neergeschoten bommenwerper te kijken. Die was op het Carlton Hotel gevallen bij de Munt, daar waar nu de Bloemenmarkt is. Je ziet het wel aan de bouw: op de hoek bij de Munt zijn de gebouwen veel moderner.’

Bent uzelf Joods?
‘Ik ben een zoon van een Joodse moeder. Wij waren, zoals je dat noemt, een gemengd gezin en dan heb je het makkelijker. Mijn moeder moest wel een gele ster dragen, maar ik hoefde dat niet. Ik ben gedoopt en ging naar een protestants-christelijke basisschool. Maar mijn moeders familie, tantes en zusters zijn omgekomen in concentratiekampen, behalve degenen die naar het buitenland zijn gevlucht. Mijn vader werkte gewoon door in de oorlog bij wat nu het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium heet en had het goed getroffen met zijn werk. Er was wel een Duitse opzichter, maar dat was een aardige man die nog wel eens wat wist te regelen voor hem. Zo kwam mijn vader een keer thuis met een zak aardappelen en hadden we weer wat te eten. Na de oorlog is deze opzichter nog wel eens langsgekomen om te praten, hij was niet zo’n nazi. Op een dag moest mijn vader op een formulier opgeven wat voor geloof wij hadden. Daaruit zou je kunnen opmaken dat mijn moeder Joods was. Toen zei de pachter tegen mijn vader: “Volgens mij vergis je je, jouw vrouw is toch ook gereformeerd?” en verscheurde het formulier. Mijn vader moest het opnieuw invullen en vanaf dat moment stonden we allemaal te boek als ‘gereformeerd’.’

Wat zijn de overeenkomsten tussen de huidige coronatijd en de oorlog?
‘Net als nu was je beperkt in wat je kon doen. Vooral in de Hongerwinter was er niet zoveel. Je kon reizen naar België, Duitsland, maar je was wel veel minder vrij. Omdat ik zo jong was, heb ik er niet zoveel last van gehad. We gingen nog wel naar Egmond aan Zee met de trein, naar een tante die daar een huisje had. Maar er werd toen ook veel minder gereisd. Alleen mensen met veel geld konden dat doen. We gingen wel gewoon naar school, alleen tijdens de Hongerwinter niet. Toen moesten we, net als jullie nu, thuisblijven. Maar ik kon wel spelen op straat. Haha, ik herinner me goed dat ik werd uitgenodigd door de slager om lof te komen eten. Maar dat vond ik helemaal niet lekker en at ik dus niet op. Nou, dan valt het dus wel mee, als ik zo kieskeurig kon zijn.’

Erfgoeddrager: Joy

‘De Duitse soldaat belde aan en begon te huilen’

De 89-jarige Gerrit Sijpheer heet de interviewers Joy, Tim en Imke van de Matthieu Wiegmanschool in Bergen hartelijk welkom. Meteen na binnenkomst toont hij het document waarin zijn vader als hoofd van de ondergrondse zijn ervaringen heeft opgeschreven. Ook een oorkonde waarin zijn vader bedankt wordt voor zijn inzet om de Joden te helpen wordt aan de kinderen getoond. “We gaan zo nog even naar zolder; daar heb ik nog meer!” Dat belooft wat.

Wat deden uw ouders in de oorlog?
‘Mijn vader was hoofd van de ondergrondse en mijn moeder verzetskoerierster. In onze kelder aan de Notweg werd de verzetskrant De Waarheid gedrukt; mijn moeder verspreidde die. Ook hadden we acht onderduikers in huis. Ik ben opgevoed door Hanna, een Joodse onderduikster. Tegen mij werd gezegd dat ze mijn kindermeisje was.’

Wat heeft de meeste indruk op u gemaakt?
‘Een keer belde een Duitse soldaat bij ons aan. Mijn moeder deed open en de soldaat begon te huilen. Hij vertelde dat het dorpje waar hij woonde in Duitsland gebombardeerd was door de geallieerden en dat zijn vrouw en kinderen daarbij waren omgekomen. Ik besefte toen, zo klein als ik was, de waanzin van dat wat oorlog heet.’

Waren er ook kinderen bij jullie ondergedoken?
‘Ja, een jongetje. Hij mocht zelden naar buiten. Alleen als wij zeiden dat de kust veilig was, kon hij even. Hij verveelde zich natuurlijk, maar mijn vader was een goede goochelaar en hij vermaakte de onderduikers, die dus vrijwel altijd binnen zaten, met zijn goochelperformances. Hij leerde het jongetje goocheltrucs en verschillende acts. Na de oorlog is hij overal op gaan treden en een beroemde act gemaakt. Hij heeft er zijn hele leven zijn brood mee verdiend.’

Wat maakt u nu nog emotioneel?
‘Toen ik na de oorlog in Canada was, kwam ik een Engelse grootmoeder tegen die mij een gedicht gaf van haar vijftienjarige kleinzoon die schreef over zijn grootvader, een geallieerde Canadese soldaat die ons in Bergen mede bevrijd had en die na de oorlog tot nationale held was uitgeroepen. Hij schrijft over de verhalen van zijn grootvader in de oorlog en dat nu hij dood is en niemand hem meer vertelt over de lange oorlogsjaren. Ik was geraakt door het besef hoe alles met elkaar is verbonden. Dat gedicht maakt me nog steeds emotioneel. De inhoud doet me beseffen dat mensen niet veranderen; er zijn nog steeds oorlogen in de wereld en ze komen voort uit macht en uitsluiting, zich beter voelen, anderen jouw waarden en normen op willen leggen, alsof die beter zouden zijn. Er is maar één land en dat is de wereld. En er is maar één volk; dat zijn wij met zijn allen. Je mag anderen niet buitensluiten omdat zij anders zijn of anders denken, we zijn allemaal één. Het is ontzettend belangrijk om zelf na te denken en zelf te beslissen wat goed is en om je eigen keuzes te maken.’

       

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892