Erfgoeddrager: Jitske

‘De soldaten lachten alleen, maar wij voelden ons helden’

Tay-Ishja, Jitske en Kayleigh van basisschool De Meidoorn gaan voor hun interview naar Slotermeer waar Jos Paalvast en haar man Arnold nu wonen. Daar worden ze ontvangen met chocomel, thee en chocolaatjes. De drie meiden nemen plaats op de bank, terwijl Jos in de gemakkelijke stoel gaat zitten.

Hoe was het als kind in de oorlog?
‘Ik ben eind november 1939 geboren, dus ik was pas een half jaar toen het begon. Ik heb herinneringen vanaf toen ik een jaar of drie was. Wij woonden vlakbij het Surinameplein en dat was toen de rand van de stad, daar konden wij heerlijk buiten spelen. Er was een grote zandvlakte waar we hutten bouwden en in de winter was het prachtig met al die sneeuw. Dat was een heerlijke plek voor kinderen. Ik heb een leuke jeugd gehad, kun je nagaan in de oorlog! Als kind beleef je dat anders, er werd veel voor ons verborgen gehouden. Ik merkte natuurlijk wel de angst bij volwassenen, zoals toen er een keer een stuk van een vliegtuig in het weiland terecht was gekomen. Met een vriendinnetje deden we altijd alsof we Engels konden, maar het leek natuurlijk nergens op. Ik heb daar later nog wel eens aan gedacht; hoe krankzinnig dat eigenlijk was. Wij speelden ook vaak soldaat en verpleegster, dan had ik een doekje op mijn hoofd. Er was een school op de Hoofdweg die bezet was door Duitsers. Als we daar langs liepen dan spuugden we naar ze. Die soldaten lachten alleen, maar wij voelden ons helden.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘We kregen vanuit school aardappelschillensoep, als je maag maar een beetje gevuld was. Of we aten stroop van suikerbieten, dat vond ik zo lekker. Een keer hebben we koolraap gegeten en daar moest de hele familie van spugen. Dat hebben we dus nooit meer gegeten. Er waren ook mensen die omkwamen van de honger, die zag je dan weggedragen worden. Dat maakte grote indruk. Omdat mijn vader eten kon halen bij familie, hebben wij het nog niet zo slecht gehad. De familie had een boerderij, waar hij op een fiets met houten banden naartoe ging om eten te halen. Zijn auto had hij namelijk in moeten leveren. Hij moest voor het donker thuis zijn en het eten kon ook afgepakt worden. Als kind besef je niet hoe gevaarlijk dat is. Ik heb nog wel een leuk verhaal over de Hongerwinter, maar dat was natuurlijk niet leuk. Wij hoorden ‘s nachts een schrapend geluid bij de voordeur, bleek dat een koe aan het deurraampje stond te likken. Buren vroegen aan ons: waarom heb je hem niet binnen gezet? Zo wanhopig waren mensen. Er waren ook mensen die zingend langs de straat gingen om geld te verdienen. Die mocht ik dan een dubbeltje geven. Wat je kon missen dat gaf je.’

Hoe was het na de oorlog?
‘Vliegtuigen gooiden pakketten met etenswaren neer bij de dijk. Daar liep ik heen, maar dat was eigenlijk net even te ver. Ik kreeg toen ook uit Amerika hele mooie laarsjes en snoep. Kinderen konden na de oorlog ergens naartoe om aan te sterken, maar wij hoefden niet. Wij waren met vijf kinderen, maar zijn allemaal gezond gebleven. Als kind mocht je niets weten, dat hoorde je allemaal later. Mijn vader had bijvoorbeeld Engelse piloten verborgen op het terrein waar hij werkte. En mijn tante Truus was in verwachting toen haar man werd doodgeschoten die in het verzet zat. Bij elke verjaardag na de oorlog kwamen er zulke verhalen naar boven.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892