Erfgoeddrager: Jara

Ze verwachtten niet dat de directrice zwart was.’

Joyce is geboren in Paramaribo uit een katholiek gezin van acht kinderen, vader timmerman, moeder huishoudster. Voor het interview ontvangt ze Daphne, Jara, Kelly en Luna in haar huis in Zaandam. Tijdens het interview laat ze verschillende voorwerpen zien die een emotionele lading voor haar hebben. Het interview is vrolijk en gezellig, hoewel niet alles wat Joyce heeft meegemaakt even vrolijk was.

Waarom besloot u om naar Nederland te verhuizen?

‘Ik heb gestudeerd in Suriname. Maar op een gegeven moment was er geen mogelijkheid meer om verder te studeren. Ik heb toen een jaar gewerkt en ben toen naar Nederland gekomen. Daar ben ik verder gaan studeren op een hbo-school in Limburg. Op een basisschool in Limburg was ik eerst docent en vervolgens directrice. Ik heb daar twintig jaar als directrice gewerkt. Ik woonde in Brunssum en was daar de enige zwarte. Het was in het begin eventjes wennen, maar ik ben een makkelijk mens en ik paste mijzelf aan. Ook had ik gelijk vriendinnen. Dat is iets wat ik toen erg bijzonder vond.’

Heeft u uw familie moeten achterlaten toen u uit Suriname vertrok?

‘Ik heb mijn familie achtergelaten in Suriname, mijn vader, mijn moeder en al mijn broers en zussen. Ik vond dat echt heel moeilijk, maar ik had een visie die mij op de been hield: ik ga hard werken en ook voor hen zorgen. Ik vond het dus wel naar om hiernaartoe te komen, maar ik deed het ergens voor, namelijk het helpen van mijn vader en moeder. Door veel geld te verdienen kon ik ze allemaal daar ondersteunen. Gelukkig kwam een van mijn broers een jaar later in Amsterdam wonen, dat vond ik heel prettig. En mijn vader en moeder zijn na vijf jaar later hiernaartoe gekomen, met alle andere broers en zussen. Wij zijn toen in Limburg gaan wonen.’

Hoe was het om de eerst getinte directrice te zijn van een basisschool in Limburg?

‘De Limburgers zijn hele lieve mensen en ze waren heel geïnteresseerd in mij als persoon. En ze vingen me goed op. Maar ik had toch het gevoel dat ik harder moest werken, mezelf meer moest bewijzen. Een voorbeeld uit de tijd dat ik als directrice werkte: als er ouders kwamen met kinderen om zich in te schrijven, dan liepen ze mijn kantoor voorbij als ze mij zagen zitten. En als ze het niet konden vinden, liepen ze terug, keken ze nog een keer naar binnen. In de deuropening vroeg ik dan wie ze moesten spreken. Als antwoord zeiden ze dat ze de directrice moesten hebben. Als ik dan zei dat ik dat was, keken ze altijd een beetje raar uit hun ogen, of zeiden: ‘Oh?’ Ze verwachtten niet dat de directrice zwart was.’

 

 

Erfgoeddrager: Jara

‘’Wij zijn hier veilig’’

De moeder van mevrouw Kroese was Duits en overleed net voor de oorlog aan bronchitis. Vanwege haar moeders afkomst kreeg de vader van mevrouw Kroese dubbele bonnen voor hemzelf en zijn drie dochters. Hij deelde die bonnen met de buren, dat bleek uiteindelijk de redding van het gezin te zijn. Haar vader heeft er steeds voor gezorgd dat mevrouw Kroese en haar zussen de oorlog zonder al te veel zorgen zijn doorgekomen.

Hoe herinnert u zich oorlog?
“Het was een spannende tijd. Als er ’s nachts een boom was omgezaagd, sprokkelden mijn zusjes en ik snel de overgebleven takjes, voor brandhout. Ik stond als jongste op de uitkijk, de zenuwen gierden door mijn lijf. Ik herinner me echte armoede, alles was op de bon. Ik zag eens een man het schors van een boom eten, zo’n honger had hij. Ik weet ook nog dat er op de hoek van de Ceintuurbaan een NSB’er woonde. Als mijn zusje en ik erlangs liepen, zongen we met gevaar voor eigen leven: ‘Op de hoek van de straat staat een NSB’er. Het is geen man, het is geen vrouw, maar een Farizeeër.”

Heeft u ook plezierige herinneringen aan de oorlog?
“Als ik aan mijn vader denk, heb ik mooie herinneringen. Ik was 9 toen mijn moeder stierf. Mijn vader zorgde daarna voor mij en mijn twee zusjes, hij deed het huishouden en had een schoenmakerij. De Duitsers vorderden alles, ook huiden, maar mijn vader had leer in de tuin verstopt en kon zo schoenen blijven maken. Hij heeft de oorlog ver van ons afgehouden. Het was een spannende tijd, maar hij zorgde ervoor dat ik geen angst had. Op de Beethovenstraat waren bijvoorbeeld Duitse soldaten ingekwartierd, de Engelsen wilden die plekken bombarderen. Wij woonden daar zo dichtbij dat de granaatscherven bij ons door de ramen zouden kunnen vliegen. Dus toen het luchtalarm ging, riep vader ons naar binnen, de gang in. Daar zaten we met zijn vieren, hopend dat we niet geraakt zouden worden. Mijn vader bleef herhalen: ‘we zitten hier veilig, op dit huis komt geen bom. Op dit huis komt geen bom.’ En het hielp. We waren niet bang.”

Hoe was het om half Duits te zijn tijdens de oorlog?
“Het is goed dat mijn moeder de oorlog niet heeft meegemaakt, dat zou moeilijk geweest zijn voor haar als Duitse. Mijn vader kreeg dankzij haar wel dubbele bonnen, maar hij heeft er niet van geprofiteerd. Hij gaf veel weg aan buren. Na de oorlog kwamen er mannen aan de deur, die ons wilden wegvoeren. Mijn vader zei: ‘die meisjes horen bij mij en blijven hier. Ga maar navraag doen bij de buren.’ De buren vertelden toen dat mijn vader tijdens de oorlog zo royaal was geweest met voedsel uitdelen. Kinderen van zo’n goede man konden niet weggevoerd worden, dat zagen die mannen toen wel in.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892