Erfgoeddrager: Izzah

‘Verstopt onder dikke dekens met m’n pop lag ik te dubben of ze me zouden vinden’

Ena Breukelaar was zes toen de oorlog begon. Haar vader Adriaan zat in het verzet  en in 1941 moest het hele gezin onderduiken. Aan Rania, Izzah en Sabrine van basisschool De Nautilus vertelt ze over de angstige tijd langs verschillende onderduikadressen en over Klomphannes.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘We hadden het eerst helemaal niet in de gaten, heel gek, tot een vriend van mijn vader langskwam die het op de radio had gehoord. Mijn ouders waren ervan overtuigd dat je verzet moest plegen tegen het regime van Hitler. Het was ook om kwaad van te worden; alle Joden die uit je straat worden weggehaald. Dat waren onze buren, dat kon toch niet! Mijn vader bracht onder andere Joden naar onderduikadressen in de Achterhoek, regelde persoonsbewijzen zonder J erin en werkte voor de verbonden krant Vrij Nederland. De Duitsers kwamen er achter wat hij deed en begin 1941 kwamen ze hem halen, maar hij was niet thuis. Ze lieten een briefje voor hem achter, dat ie zich moest melden. Toen zijn we vertrokken, ook ik en mijn vijf jaar oudere broer Wim.’

Hoe was het onderduiken?
‘Ik zat in Scheveningen bij een gezin. Er was één keer een inval toen mijn vader en de rest van de verzetsgroep tijdens een vergadering opgepakt waren. Een van hen bleek een foute, een verrader. Ik sliep, met een dochter van het gezin, op de derde verdieping en de Duitsers waren al op de eerste. Zij stopte me snel aan het voeteneind onder dikke dekens, samen met m’n pop Klompenhannes die ik van opa en oma had gekregen met Sinterklaas. Opa had geregeld dat ik ‘m op mijn onderduikadres kreeg. Onder de dekens met m’n pop lag ik te dubben of de Duitsers me zouden vinden. Ondertussen leidde de moeder van het gezin de soldaten af. Omdat het aantal bedden klopte met het aantal mensen in het gezin – mijn kussen was ook snel weggehaald – dachten ze dat er verder niemand was. Ik moest voor de veiligheid wel naar een ander adres, dat werd de John Franklinstraat in Amsterdam-West. Daar kon ik ook clandestien naar school, onder een andere naam. Buiten spelen mocht niet. De conciërge kende toevallig mijn oma en herkende mij op een foto bij haar thuis. Je wist niet of iemand goed of fout was, dus voor de zekerheid ben ik weer verhuisd, naar Den Haag. Nadat mijn vader in oktober 1942 was verhoord, liepen we minder gevaar. In april 1943 ging ik onder mijn eigen naam weer naar m’n eigen school. Mijn moeder nam de verzetstaken van mijn vader over. Ik moest een klas over doen. Op een reunie sprak iemand me aan over die tijd. ‘Ik heb van jou nooit iets begrepen. Ineens was je weg en ineens was je er weer, en toen zat je niet meer bij ons in de klas. Wat is er toch gebeurd?”

Wat is er met uw vader gebeurd?
‘Na de verhoring moest ie naar kamp Vucht en vervolgens naar Den Haag om veroordeeld te worden. Hij kreeg tuchthuisstraf en moest werken in Siegburg, in Duitsland. Dat was een vreselijke tijd. Hij kreeg vlektyfus en er waren geen medicijnen. Bijna iedereen die vlektyfus had, ging dood. Enkele overleefden, waaronder mijn vader. Na de bevrijding door de Amerikanen ging hij – nog maar 35 kilo zwaar – in quarantaine en werd hij goed verzorgd. Zes weken later kwam hij naar huis. Hij zou 1 juni komen, maar op 28 mei stond er opeens een vrachtwagen voor de deur en daar stapte mijn vader uit. Wim stond vastgenageld voor het raam, in plaats van dat hij open deed. Gelukkig had mijn vader nog de sleutel. ‘Hallo weer,‘ zei hij. ‘Waar is moeder?’ Mijn moeder en ik waren die dag mijn oom en tante helpen verhuizen en Wim wist niet waar we waren. Toen ik thuiskwam stonden er allemaal vriendinnetjes op de stoep. ‘Ena, je vader is thuis gekomen!’ riepen ze. Ik bonsde op de deur en mijn vader deed open. Wim is toen snel moeder gaan halen. Samen renden ze naar huis. Ik vergeet nooit hoe mijn vader toen in de gang stond. Ik deed de deur open en Wim en mijn moeder kwamen binnen, en mijn moeder viel mijn vader in de armen. Zij hebben elkaar minutenlang alleen maar vastgehouden. Wim en ik stonden op een afstandje te kijken.’

En Klomphannes?
‘Die is altijd met mij meegegaan en heb ik nog steeds.’

    

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892