Erfgoeddrager: Ishana

‘Thuis mocht ik tegen mijn vader geen Surinaams praten’

Irene Gefferie is een 72-jarige vrouw uit Suriname. Toen ze naar Nederland kwam met de dochter van een vriendin, woonde ze op kamers in Zaandam. Mevrouw Gefferie is de oudste van haar 15 broertjes en zusjes, waar zij vroeger vooral de verantwoordelijkheid over had. Aan Levskey, Ishana, Rimke en Kishayra van Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost vertelt ze hoe het was toen ze in Nederland arriveerde.

Was er altijd genoeg eten met zo’n groot gezin?
‘Zelfs met zoveel broertjes en zusjes was er zeker genoeg eten. En waarom? Ik kwam uit een soort boerenfamilie. Mijn grootouders hadden vroeger veel grond waarop ze van alles plantten, dus wij zaten nooit echt zonder vruchten of groente. Als mijn moeder onvoldoende geld had om brood te kopen, aten wij rijst of een bekend gerecht in Suriname ‘heri heri’.’

Welke taal sprak u het meest?
‘Op school was ik verplicht om Nederlands te spreken. Deed ik dat niet, dan kreeg ik straf. Als je Nederlands spreekt maak je meer kans. Ook de boeken die wij op school kregen waren Nederlands, wij waren Nederlands georiënteerd. Thuis mocht ik tegen mijn vader geen Surinaams praten. Hij was daar heel streng in, maar met mijn moeder kon ik ten alle tijden Surinaams praten. En dat vond ik nou heerlijk, om gewoon mijn eigen taal te spreken.’

Wat deed uw vader voor werk?
‘Mijn vader was landmeter. Dat betekent dat wanneer land ontgonnen werd, hij dat moest opmeten. Vooral toen er meer mensen naar Suriname kwamen moest er nieuwe grond komen. Mijn vader mat de nieuwe grond op waar gebouwen kwamen te staan, waar dus ook uiteindelijk mensen in gingen wonen. Hij had nog een bijbaantje dat hij bleef doen tot dat hij stierf en dat was schoonmaken. Iets dat hij van jongs af aan al deed om extra centen te verdienen.’

Wat was er anders aan hoe de Nederlanders met elkaar omgingen?
‘Toen ik in Nederland aankwam, was ik natuurlijk een vreemdeling. Daarom heb ik mij aangepast aan hoe de mensen hier met elkaar omgingen, want ik wilde ook meedoen. Ik heb daarom ook zeker mijn weg gevonden, want ik woon hier nog steeds! Er zijn hier in Nederland ook veel dingen die op Suriname lijken, zoals de markt. Dus ik heb het kunnen redden hier.’

Erfgoeddrager: Ishana

‘Plotseling zagen we boven ons hoofd een luchtgevecht’

Aan Kirsten, Sara, Carmen en Ishana van de Twiskeschool in Noord vertelt Koos Jongert hoe hij tijdens de oorlog als jongen opgroeide in Oostzaan. Nog altijd als hij vliegtuigen hoort overkomen denkt hij aan het geluid van de vliegtuigen die overvlogen op weg naar Duitsland. ‘In mijn gedachte ging dat geluid altijd maar door. Het hield nooit op.’

Waarmee speelde u tijdens de oorlog?
‘Ik speelde veel buiten, samen met mijn broer en zus, maar ook wel binnen. ‘s Avonds was er geen licht. In ons huis stond daarom een fiets waarop mijn vader trapte zodat we toch via de dynamo nog een beetje licht hadden. Zo konden we net lezen, maar dat was dan ook alles. We waren een keertje aan het buitenspelen met een groepje kinderen toen er een jeep kwam aanrijden, met vier Duitsers erin en een filmcamera. Eerst schrokken we even. Toen vroeg een van die Duitsers of we een Nederlands liedje wilden zingen, dan zouden we een reep krijgen. Wij wisten natuurlijk helemaal niet wat een reep was, maar dat leek ons wel geweldig. Dus zongen we uit volle borst zoiets als ‘We gaan nog niet naar huis’… en kregen inderdaad een reep. Pas later hoorden we dat de Duitsers dit soort filmmateriaal gebruikten voor propaganda in Duitsland. Als kind begrepen we daar natuurlijk niks van, maar wij hadden wel mooi die reep!’

Wat maakte veel indruk op u?
‘Ik was eens met mijn vader bij de Westplas aan het vissen, toen we plotseling een luchtgevecht boven ons hoofd zagen en een vliegtuig werd neergehaald. Nou, dat blijft je voor altijd bij hoor. Ik weet ook nog dat de Duitsers huiszoekingen deden, omdat ze wilden zien of mensen niet radio’s of Joden in hun huis verstopten. Ook ons huis doorzochten ze. Gelukkig kon mijn moeder een beetje Duits spreken, waardoor ze wat minder streng waren. Ook de boerderij tegenover ons waar ze handelden in jutezakken, werd doorzocht. Al die zakken werden naar buiten gegooid, de straat op. Dat was heel indrukwekkend.’

Wat herinnert u zich nog van de bevrijding?
‘De Amerikanen en Engelsen gooiden vanuit de lucht voedselpakketten naar beneden, achter in het weiland bij ons. Ik ben toen met een paar vrienden het weiland in gerend om die pakketten te verzamelen. Die mochten we zelf niet houden hoor, die moesten we ergens heen brengen en dan werd het verdeeld. Ik weet nog goed dat er Zweeds wittebrood in zat. Dat hadden we nog nooit gezien. Erg lekker!’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892