Erfgoeddrager: Inti

‘We hebben een Joods meisje als onderduiker gehad’

‘Gaan we helemaal naar Osdorp… daar ben ik nog nooit geweest!’, roept Rick. De helft van de kinderen rent de trap op van de flat, de andere helft pakt de lift. Op de galerij staan Tom en Riki Simonis ze al op te wachten. In hun lichte woonkamer nemen Lotte, Inti, Kim en Rick van De Weidevogel in Ransdorp plaats op de bank en begint Tom Simonis zijn verhaal.

Uw familie werkte voor het verzet. Wat deden jullie?
‘Mijn broer was 4,5 jaar ouder dan ik en had een kristalradio gebouwd. Daar had je geen elektriciteit voor nodig. Via deze radio ontving hij berichten uit Engeland die hij overschreef op papier. Mijn moeder tikte ze op een A4-tje met carbonnetjes ertussen. Zo kon ze in vijf keer typen wel 40 pamfletjes maken. Die berichten moesten worden verspreid, en dat deed ik, zo onder mijn trui. Op een dag kwam Marnix langs, ik weet niet of het zijn echte naam was hoor. Hij had gehoord over de kristalzender van mijn broer en over de berichten die hij maakte. Hij vroeg of we ook 800 exemplaren konden maken, niet met carbonnetjes maar met een stencilmachine. Toen kregen we een stencilmachine in huis, boven in mijn broers kamer en moest ik nog veel meer pamfletten rondbrengen. Het kostte best veel tijd om alles te bezorgen want ik moest overal in de Watergraafsmeer zijn en ik had niet altijd zin om zo ver te lopen. Bij het Tropenmuseum was een Duitse kazerne, afgezet met prikkeldraad. Daarlangs liep voor mij de kortste route naar de Plantage Middenlaan waar de ondergrondse zat. Omlopen zou heel veel meer tijd kosten, wel driekwartier. Dus soms kroop ik onder het prikkeldraad door, met onder mijn trui al die blaadjes. Het was erg gevaarlijk. Als ik was gepakt, was ik vast gemarteld en had ik niet alleen mijn vader maar ook de verzetsmensen kunnen verraden. Maar gelukkig is het steeds goed gegaan.’

Zijn jullie wel eens opgepakt?
‘Mijn vader had meegewerkt aan de Februaristaking en werd daarom gezocht. De eerste keer dat de Duitsers naar hem op zoek waren, zeiden buurtbewoners dat ze niet wisten waar wij woonden. Maar een paar maanden later werd mijn vader wel opgepakt. Mijn ouders hadden net die avond besloten dat hij de volgende avond moest onderduiken omdat ze via-via hadden gehoord dat er weer mensen zouden worden opgepakt. Maar in de ochtend van 13 juli 1942 kwamen de Duitsers al om hem mee te nemen. Terwijl hij zijn spullen inpakte, kon mijn moeder nog net wat illegale blaadjes uit zijn zakken grissen. Hij werd meegenomen naar het gijzelaarskamp in Haaren, waar hij op 23 december 1943 weer werd vrijgelaten, op zijn trouwdag. Ik heb hem in het kamp regelmatig geschreven en hij schreef ons ook een keer per week terug. Ik ben zelf ook een keertje opgepakt. Ik speelde wel eens in de Transvaalbuurt bij een Joods vriendje uit de klas, maar dat mocht eigenlijk niet want je mocht niet met Joodse kinderen omgaan. Daar trok ik me niks van aan. Op een dag speelde ik weer daar en kwam er een razzia. Alle Joden werden opgepakt. Ze dachten dat ik ook Joods was en ik moest mee. Maar een moeder die me herkende, zei dat ik niet Joods was. Toen mocht ik weg, naar huis. Dat vriendje heb ik nooit meer gezien.

Hadden jullie ook onderduikers in huis?
‘We hebben 9 maanden een Joods meisje van drie als onderduiker gehad. Dat was de enige keer dat ik een zusje had. Ze mocht nooit naar buiten of voor het raam staan. Niemand mocht weten dat ze daar was. Het meisje heeft de oorlog overleefd. Ik heb haar naderhand nog een keer gezien, met haar moeder. Soms hadden we voor één of twee weken onderduikers thuis.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892