Erfgoeddrager: Gylano

‘De soldaten zetten ons tegen de muur en richtten hun geweren op ons’

Jan Boerman was elf toen de oorlog begon. Hij woonde tijdens de oorlog met zijn ouders en broer vlakbij het kanaal in Oud-Overdie. Aan Gylano, Quinten en Lotte van De Cilinder in Alkmaar vertelt hij over de spannende, maar soms levensgevaarlijke dingen die hij meemaakte.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Toen het begon leek er niet veel te veranderen. Er kwamen veel Duitsers de stad in, maar die gedroegen zich redelijk. Langzaam begonnen er veranderingen te komen. Zo werd onze school in beslag genomen en hadden we elke dag ergens anders les, van de juffen die nog over waren. Jonge mannen moesten naar Duitsland om te werken en de oudere mannen, zoals mijn toen veertigjarige vader, werden te werk gesteld in bunkers en bij de antitanklinie. Er werden bordjes geplaatst met ‘verboden voor Joden’ en er vonden razzia’s plaats om te controleren of er nog ergens onderduikers, Joden, jonge mannen of verzetsmensen waren, of verboden dingen zoals radio’s of een teveel aan dekens. Je mocht per gezin maar één deken en laken hebben. Mijn broer en ik hebben stiekem dekens verstopt in het wc-hok, naast de poepton. Gelukkig hebben ze die nooit gevonden bij huiszoeking.’

Heeft u spannende dingen meegemaakt?
‘Ja, heel veel. Bij een Duitse bakkerij hebben mijn broer en ik een keer op weg naar school aan de Doelenstraat twee warme broden uit een vrachtwagen weggenomen. Het was stelen, maar oh wat was mijn moeder blij! Bij de sigarenboer, de vader van een vriendje van me, was er veel ruilhandel tussen de mensen. Op een dag kwamen er soldaten binnen en de sigarenboer werd flink ondervraagd. Plotseling pakte hij mijn schooltas en begon tegen mij te schreeuwen dat ik mijn huiswerk moest meenemen en weg moest gaan, alsof hij boos was. Ik snapte er niks van, ging huilend naar buiten en keek toen in mijn schooltas. Daar vond ik allemaal vluchtbrieven, verzetskranten, en ik bedacht me hoe gevaarlijk het was als ik daarmee betrapt zou worden. Thuis raakte mijn moeder in paniek en zei me het te verstoppen. Ik begreep dat het heel belangrijk was en verstopte ze in ons wc-hok. Mijn moeder vertelde ik dat ik ze verbrand had, zo was zij weer gerust. De volgende dag bracht ik de vluchtschriften terug naar de sigarenboer en die was zo opgelucht. Ik voelde me best trots.
En een keer was ik met mijn broer en een vriendje stompen van gekapte bomen aan het zagen. Duitse soldaten zagen dat, zetten ons tegen de muur en richtten geweren op ons, terwijl ze schreeuwden. We werden meegenomen, vastgezet en op brute wijze verhoord. Mijn broertje plaste van angst in zijn broek. We waren jongetjes van tien en twaalf jaar en ze sloegen met de zweep en probeerden ons uit te horen of we verzetsmensen, joden, onderduikers of Oranjegezinden kenden. Vlak voor spertijd werden we vrijgelaten. Onze ouders waren ontzettend ongerust geweest. Zeventig jaar later vond ik op Facebook een foto van een van die wrede soldaten. Dat gezicht vergeet ik nooit meer.’

Kende u mensen die bij de NSB zaten?
‘Onze overbuurman en zijn dochters zaten bij de NSB. Hij verraadde mensen in ruil voor geld. Het ging rond dat als je zijn kinderen uitnodigde op je feestje ze chocolade zouden meenemen. Dat was nergens te krijgen, maar zij hadden dat dus wel. Het was voor kinderen een goede reden om ze uit te nodigen. Als ze dan bij iemand op een verjaardag waren, keken ze om zich heen of er iets verdachts was en gaven dat door aan hun vader. Zo is de postbode die verboden pamfletten rondbracht door hen verraden. Op een avond werd er bij de overbuurman aangebeld. Zijn vrouw deed open, we hoorden een ijselijke gil en schoten. De buurman was door verzetsmensen gedood. Enige tijd geleden sprak ik met een vrouw die ik in het verzorgingshuis had ontmoet over de oorlog en zij vertelde me dat haar broer de schutter was geweest. Die overbuurman had gedreigd nog veel meer mensen te verraden waaronder hun familie omdat zij onderduikers in huis hadden. Een van de onderduikers was een piloot. Die was op een nacht uit een neerstortend vliegtuig gesprongen. Mijn broer en ik hadden dat gezien en gingen de volgende dag op de plek waar ie was neergekomen kijken. We vonden een parachute van een soort witte zijde en namen dat mee naar huis. Mijn tante heeft daar een trouwjurk van gemaakt.’

               

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892