Erfgoeddrager: Freya

‘Nee, ik denk niet dat ze het overleefd hebben’

De tafel van mevrouw Allan-de Wit (1934) ligt met foto’s en mapjes. Ze heeft veel over de oorlog bewaard en weet er goed over te vertellen. Als elfjarig meisje was ze ooggetuige van de fusillade op de Burcht, waarbij tien mensen door de Duitsers zijn doodgeschoten als vergeldingsactie. Melle, Kenji, Puck en Freija interviewen haar bij haar thuis.

Bent u bang geweest in de oorlog?

Het was een hele rare tijd. Als kind begreep je er niks van, ik was zes jaar toen de oorlog begon. Mijn ouders hadden een sigarenwinkel op de Zuiddijk 105 en mijn moeder kookte altijd een pannetje eten voor mijn oma, die op de Prins Hendrikkade woonde. Dat bracht ik vaak tussen de middag langs. Op een dag kwam ik binnen en toen duwde oma mijn hoofd omlaag, zodat ik niet zou zien wat er buiten gebeurde. Maar ik keek toch, gek hè. Net op dat moment werden er tien mannen door de Duitsers uit een militaire auto getrokken en op een rijtje gezet. Ze hadden allemaal kettingen aan hun voeten. En toen: pang! Binnen een paar seconden was het gebeurd, werden ze allemaal doodgeschoten. Daarna werden hun lichamen weer in de auto gesleurd. Op de straat lag heel veel stro, dat was om het bloed op te vangen. Dat stro gooiden de Duitsers zo in de Zaan en toen gingen ze weer weg. En tijdens een razzia zijn alle mensen uit onze buurt uit hun huis gehaald en die moesten allemaal op de Burcht staan. Heel toevallig hoefden wij ons huis niet uit; wij woonden op de hoek van het Pantepadje, en dat was precies de grens. Vanuit het raam van de sigarenwinkel waarboven we woonden, konden we alles zien. Ook mijn oma stond tussen de mensen. Toen was ik wel bang, ja. We dachten eerst dat de Duitsers iedereen zouden doodschieten, maar dat gebeurde niet. Mijn zus en ik gingen kijken op de slaapkamer boven en ik weet nog dat er een Duitse soldaat met een geweer op straat stond. Het was een jonge knul, ik denk rond de twintig, en hij zwaaide en knipoogde naar ons.

Heeft u nog spullen bewaard uit de oorlog?

Ik heb nog heel veel foto’s en een stamkaart. En bonkaartjes. Je kon niet gewoon eten kopen, dat moest je betalen met een bon. Je had bijvoorbeeld bonnen voor textiel en voor vlees. Een keer, na de bevrijding, gingen er vliegtuigen over en die liet pakketten met Zweeds brood vallen. Die kreeg je ook op de bon. Ik heb niet echt honger geleden. Mijn vader kon door zijn werk weleens aan extra vleesbonnen komen. Daar hadden we mazzel mee. We woonden naast de kruidenier Simon de Wit, en daar mocht ik weleens mee-eten, ik was namelijk een heel mager dun gevalletje.

Kende u ook Joodse mensen in de oorlog?

Wij hadden een hele grote kelder onder ons huis en daar woonden Joodse mensen. Ze maakten er leren portemonneetjes en tassen. En aan de overkant woonde Pais, die verkocht elektrische spullen. Die mensen waren op een gegeven moment allemaal weg. Dat vond ik wel erg, want met hen hadden we veel contact, ook met hun kinderen. Ik heb zelf niet gezien dat ze afgevoerd werden, dat gebeurde als je er niet was, of als je sliep. Nee, dat was niet fijn. Waar ze naartoe zijn gegaan, ik weet het niet, wij dachten naar Duitsland. Nee, ik denk niet dat ze het overleefd hebben. We hebben nooit meer iets over ze gehoord. Ook in de klas hadden we Joodse kinderen. Die waren ook opeens weg. Maar niemand had het erover. Het was gewoon zo.

 

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892