Erfgoeddrager: Filippa

‘Mijn zus Greetje werd in de Hongerwinter heel erg ziek’

Met hun lijstje met bijna twintig vragen gingen Benjamin, Filippa, Lawi en Rosa van de Derde Daltonschool in Amsterdam-Zuid op weg naar Ans Bon in Zuidoost. Ze werden hartelijk ontvangen door mevrouw Bon die al op de uitkijk stond en ze tegemoet kwam lopen. In de kamer stond de appelsap al klaar.

Wie woonden er allemaal in uw huis in de oorlog?
‘Toen de oorlog uitbrak hadden mijn ouders al mijn broer Henk en zus Greetje. Ik werd in september 1940 geboren. We hadden geluk dat er nog een broertje kwam later in de oorlog want daardoor hoefde mijn vader niet naar Duitsland om te werken. Mijn moeder moest wel een bewijs van de dokter halen dat ze echt in verwachting was. In de Hongerwinter werd mijn zus Greetje die toen 7 was, heel erg ziek. Ze is in november 1944 overleden aan difterie. Wij kinderen mochten niet mee naar de begrafenis en moesten bij de overburen blijven. In die tijd werden kinderen overal buiten gehouden. Ik zie nog voor me dat de paard en wagen voor kwam rijden en dat de kist met haar erop werd getild. Ze reden zo de stad uit voor de begrafenis.’

Hadden jullie thuis genoeg eten tijdens de Hongerwinter?
‘Wij hadden net als heel veel mensen bijna niets te eten thuis. Twee weken nadat mijn zusje was overleden stuurden mijn ouders, met hulp van pastoor Kunst, mijn broer en mij naar een boerenfamilie in Noord-Holland. Op een avond toen het donker was ging ik achterop de fiets bij mijn vader naar het water voor de Heineken Brouwerij bij de Weteringsschans. Ook mijn broer ging mee op de fiets met een koffertje kleren. Daar in het water lag een grote schuit waarmee wij kinderen naar Noord-Holland werden gebracht. Toen we er aan het wachten waren, zat ik een beetje te wiebelen op de koffer en viel ik opeens in het koude water. Mijn vader haalde me er snel uit en ik werd kletsnat naar de stuurhut gebracht en daar werd in een soort bedstee gezet. Ik kreeg een beker hete melk. Ik weet nu nog precies hoe het proefde, en ik vind het nog steeds heerlijk. Die val in het water was een geluk bij een ongeluk.

Bij de boerenfamilie in Wieringermeer heb ik een half jaar gewoond. Mijn broer woonde ook ergens in de buurt op een boerderij en hij kwam één keertje bij ons op bezoek. Dat vond ik heel leuk, ook dat hij een aankleedpoppetje mee had voor mij. Zo’n poppetje van papier dat je uit kan knippen en waar je kleertjes omheen kan vouwen.

Aan het einde van de oorlog, toen de Duitsers op verliezen stonden, hebben ze de dijk doorgebroken en kwam het water van het IJsselmeer naar de polder. We moesten snel vluchtten, weg van de boerderij, en gingen met paard en wagen naar een hoger gedeelte om veilig te zijn voor het water. Daar woonden we in een grote schuur met daarin een bedje voor mij. Wat ik me nog goed herinner is de vele pissebedden onder alle tegels.’

Was u vaak bang in de oorlog?
‘Bang? Dat weet ik niet meer. Wel was ik heel boos toen mijn zusje was overleden. En boos en verdrietig omdat alle aandacht en liefde van mijn vader en moeder naar haar gingen. Het voelde voor mij een beetje alsof ik vergeten was. Voor mijn ouders was het heel erg want hun dochter was dood en twee andere kinderen waren op het platteland. Ze waren alleen in huis met de baby. Ook na de Bevrijding, toen iedereen blij was en gelukkig, bleven zij met een grote leegte in hun hart achter. Mijn moeder heeft het veel jaren gekost om erover heen te komen. Ze sprak later weleens met ons over de oorlogstijd. Zoals over de dag dat ze naar de groenteboer liep en in de Mesdagstraat staande werd gehouden door een Duitse politie. Ze moest blijven staan en toekijken hoe Joodse mensen uit een huis naar buiten werden gehaald en meegenomen. Dat vond ze vreselijk. Tegenover ons woonde de familie Mulder en na de oorlog kwamen daar uit hun woning opeens twee Joodse meisjes. Niemand uit de buurt wist dat ze daar ondergedoken hadden gezeten. Dat was maar goed ook want zo konden ze niet verraden worden als mensen ondervraagd werden.’

Erfgoeddrager: Filippa

‘Toen snapte ik dat oorlog iets heel ergs was’

Mevrouw Van Weerlee kan prachtig vertellen over haar belevenissen in de oorlog. Nynke, Marianella, Filippa en Lotte luisteren een uur naar haar in haar gezellige huis aan de Karel van Manderstraat. Dat is om de hoek bij de Van Oosten de Bruijnstraat, waar ze woonde tijdens de oorlog.

Waar was u toen de oorlog uitbrak?
‘Ik was in Oostvoorne, een plaatsje bij Rotterdam. Ik was een ‘bleekneusje’ en daarom mocht ik zes weken aansterken in een vakantiekolonie. Op de dag dat de oorlog uitbrak, vertelden ze ons dat de Duitsers ons land waren binnengevallen. Alle matrasjes werden beneden neergelegd zodat we daar konden slapen. Ik vond het leuk daar en voelde me heel veilig.

Maar mijn vader vond het vreselijk dat zijn dochter zo ver weg was en liet hij mij ophalen. Mijn oom kwam met een bus en nam alle Haarlemse kindertjes mee. We reden door Rotterdam dat net gebombardeerd was. Ik was 7 jaar en had geen idee wat oorlog was. Maar toen we door Rotterdam reden, zag ik een stuk gebombardeerd huis. De muren waren weggeslagen en er stond een wiegje. Het luifeltje wapperde in de wind…. Toen snapte ik dat oorlog iets heel ergs was.’

Zijn er momenten die u zich goed kunt herinneren?
‘Ik ging naar de Rijksleerschool aan de Leidsevaart,waar nu de brugklaslocatie van het ECL is. Ik zat naast Jopie Goedhart. Op een dag begon ze zomaar te huilen en ik vroeg wat er was. ‘Ik heb mijn ouders al heel lang niet gezien. Ze wonen ergens anders, in een heel klein kamertje…’

Jopie was een Joods meisje dat was ondergedoken bij haar oom en tante in de Maxwellstraat. Er waren daar meer onderduikers. Op een dag was ik met Jopie aan het spelen toen de Duitsers in de straat dekens kwamen vorderen. De mensen moesten gewoon hun warme dekens afstaan! Alle onderduikers verstopten zich onder de grond via een luik in de gang. Jopie en ik moesten gewoon blijven spelen, dan viel het minder op. Om vijf uur stopten de Duitsers opeens. Ze hadden het huis van Jopie net niet bereikt!

Na de oorlog kreeg ik een briefje van Jopie. Ze schreef dat niet Jopie maar Roosje haar echte naam was. Ze was verhuisd naar Het Gooi en ik heb haar daarna nooit meer gezien.’

Hoe was het voor u in de Hongerwinter?
‘Nog voor de Hongerwinter, in de zomer van 1944 mocht ik naar een klein plaatsje in Noord-Holland dat Winkel heet. Ik was nog steeds een bleekneusje en ik mocht aansterken bij een meneer en mevrouw: oom Wim en tante Jannie. Toen mijn vader weer kwam halen, zei oom Wim dat ik terug mocht komen als er erge nood was in Haarlem. In januari 1945 was er steeds minder te eten en bracht mijn vader mij naar Winkel, achterop mijn kinderfietsje! Het was bitterkoud. Toen we bij de pont over het Noordzeekanaal kwamen, stond daar een Duitse vrachtauto. De chauffeur vroeg waar we naartoe moesten en zei: ‘Jullie kunnen meerijden tot Alkmaar.” Ik zei tegen mijn vader: ‘Pa, die soldaat heeft thuis waarschijnlijk een meisje dat net zo oud is als ik…’. Er waren dus ook aardige Duitsers, die gedwongen werden soldaat te zijn.

Ik had het goed in de Hongerwinter. In Haarlem aten ze tulpenbollen en koekjes van pulp van suikerbieten. Oom Wim in Winkel was bakker, dus ik kreeg genoeg te eten. Ik ging naar de dorpsschool, op klompen! Als die kapot gingen, moesten er een ijzeren bandje omheen.

Toen we bevrijd werden, was ik in Winkel. De bevrijders kwamen in hun Jeeps, geweldig vond ik dat. Toen ik terug ging naar Haarlem hadden oom Wim en tante Jannie een nest jonge poesjes. Ik mocht er één mee naar huis nemen en noemde hem Jeepie, naar de auto’s van de bevrijders. Helaas was hij opeens weg. In Haarlem was nog niet zo veel  te eten en ik vrees dat er wel eens een kat in een pannetje terecht kwam… Gelukkig kreeg ik een zwerfkatje van mijn beste vriendin Tota. We zetten hem in het mandje van Jeepie en riepen hem met verschillende namen. Bij ‘Moortje’ gingen zijn oortjes omhoog, dus zo heette hij toen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892