Erfgoeddrager: Doha

‘Alles ging erom zo Nederlands mogelijk te zijn’

“Welke vragen heb jij?” Doha en Edna kijken nog even vluchtig op elkaars A4’tje, vlak voordat Carl Hagenaar het klaslokaal op ROC TOP De Klencke in Amsterdam-Zuid binnenstapt. Hij gaat zitten, knikt hen vriendelijk toe en steekt direct van wal. De leerlingen luisteren ademloos en alle vragen komen vanaf dat moment vanzelf.

Was Nederlandse afkomst belangrijk in Nederlands-Indië?
‘Een huwelijk tussen een Nederlander en een Indonesische werd gezien als een ongelijkwaardig huwelijk. Mijn oma was dienstbode bij mijn opa en hij heeft haar zwanger gemaakt. Pas toen hun zoon drie was, had hij het fatsoen om met mijn oma te trouwen en zijn zoon te erkennen. Vaak erkenden Hollanders hun kinderen bij Indonesische vrouwen niet. Zij belandden dan in de kampong of in een gehucht. Ze werden niet door de Hollanders en ook niet door de Indonesiers geaccepteerd. Witte Indische kinderen werden vaak wel erkend en werden soms bij de moeder weggehaald en ondergebracht bij een bevriende Hollandse familie. Alles draaide erom zo Nederlands mogelijk te zijn.
Ik ben met een Nederlandse vrouw getrouwd. Toen onze zoon geboren werd en we hem lieten zien aan de oma van mijn vrouw, zei ze: “Gelukkig is hij blond”. Ik moest daar om lachen. Mijn vrouw begreep niet dat ik daar niet kwaad om werd. Waarom zou ik? Ik heb zelf nooit het gevoel gehad dat ik gediscrimineerd ben. Echt niet.’

Heeft de oorlog uw leven veranderd?
‘Mijn Indonesische oma heeft mij opgevoed, omdat mijn ouders in de oorlog gevangengenomen waren. Mijn oma is de belangrijkste persoon in mijn leven geweest. Van haar leerde ik wat vertrouwen, veiligheid en liefde was. Toen de oorlog afgelopen was en de Indonesiërs de Nederlanders niet terug aan de macht wilden, werd het voor iedereen met gemengd bloed gevaarlijk. Mijn oma dacht dat ze veilig was, omdat zij Indonesisch was. Totdat onze drie honden verdwenen en dood en zonder hoofd of achterlijf in de tuin werden gegooid. Toen ook nog eens op een ochtend veertig pemoeda’s, dat zijn Indonesische vrijheidsstrijders, met machetes in de tuin stonden en zeiden dat ze mij iets aan zouden doen als ze niet vertrok, heeft ze in een uurtje van alles bij elkaar gezocht en zijn we naar een veilige plek gegaan. Daar heb ik na een tijdje mijn moeder ook weer teruggezien. Vlak voor ik met haar naar mijn vader op Bali zou gaan, om daar te wonen, is mijn oma gestorven. Vreselijk was dat. Zij was het dierbaarste dat ik had. Ik kon geen afscheid nemen. Op de kist moest ik een handje zand gooien, maar dat zand kwam niet uit mijn handen. Mijn oom moest mij daarbij helpen. Hij heeft altijd tegen mij gezegd dat ze is overleden omdat ik bij haar weg zou gaan.’

Hoe was het voor u om naar Nederland te gaan?
‘Na twee jaar bij mijn ouders te hebben gewoond, hebben ze me naar Nederland gestuurd, naar mijn tante in Zandvoort. Ik kon hier goed meekomen op school. Dat kwam omdat mijn oma mij naar een school van de paters had gebracht, waar ik goed Nederlands heb leren praten. Ze wist al heel vroeg dat ze moest zorgen dat ik mij als Indo moest identificeren met de Nederlanders. Omdat dat mij verder zou brengen. Ik ben met de Nederlandse cultuur grootgebracht. Toen ik hier kwam, wist ik van alles over Nederland, maar andersom wisten de Nederlanders niets van Nederlands-Indië. Ze vroegen mij zelfs waar ik Nederlands had geleerd.’

 

Erfgoeddrager: Doha

‘Door een foute postbode is ze waarschijnlijk verraden’

Rabia, Sami en Doha van de IJpleinschool in Noord spreken af dat Rabia de eerste vraag gaat stellen. Sami bedenkt in de auto op weg naar Amsterdam-Zuid nog een paar goede vragen. Als ze eenmaal voor de deur staan, zijn ze ineens toch best wel zenuwachtig. Helemaal bovenaan de trappen wacht Carolien van den Berg ze op. Ze is zo aardig en lief dat de zenuwen snel verdwenen zijn. Mevrouw Van den Berg vertelt over haar vader Bob, die als 17-jarige in de oorlog bij de Hollandia Kattenburgfabriek werkte. Tot hij op 11 november 1942, samen met 367 andere Joodse werknemers en al hun familieleden (in totaal meer dan 800 mensen), tijdens één van de grootste razzia’s in Amsterdam werd opgepakt en op de trein gezet naar Westerbork. Tijdens die treinrit sprong Bob uit de trein. Hij is één van de acht overlevenden van deze razzia.

Is uw vader alleen uit de trein gesprongen?
‘Een vriend van hem zat naast hem in de trein. Dat was al een wat oudere man die hij kende uit de fabriek. ‘Niet doen, niet doen, Bob’, zei hij nog, “het wordt nog je dood.’ Maar ja, hij heeft het overleefd en alle mensen die in de trein zaten, zijn omgekomen. Het was wel een groot risico want de trein reed heel hard. Mijn vader heeft daarom gewacht tot de trein iets langzamer reed. Daarna deed hij een raampje open en sprong, met z’n kop op de rails. Hij is gaan rennen, rennen, rennen… de bossen in, weg van die rails. Op een gegeven moment hoorde ‘ie dat die trein weer doorreed. ‘Wow, ik ben vrij!’, dacht hij. Maar goed, wat moest hij nu? Terug in Amsterdam is hij gaan onderduiken bij een goede vriend van hem, die aan zee woonde. Toen het ook op het onderduikadres te gevaarlijk werd, heeft hij zijn paspoort vervalst en zich als niet-Jood gemeld om in Duitsland te werken. Hij dacht dat als hij zich vrijwillig aanmeldde in Duitsland, in het hol van de leeuw, dan niemand kon bedenken dat hij eigenlijk Joods was. En zo is hij gaan werken in een machinefabriek in Duitsland.’

Onderduikers werden vaak verraden voor geld. Is dat bij uw familie ook gebeurd?
‘Mijn oma, dus de moeder van mijn vader Bob, is tijdens de razzia bij Hollandia Kattenburg niet opgepakt. Zij en ook de oudere broer van Bob wisten op tijd onder te duiken. Mijn oma zat ergens in de buurt van Groningen, dat heb ik uitgevonden. Mijn vader stuurde constant brieven naar zijn moeder. Het was best gevaarlijk om elkaar brieven te schrijven, maar toch deed hij dat. Er was natuurlijk nog geen mobiele telefoon waarmee je even een whats-appje stuurt. Mensen stuurden elkaar brieven met soms de meest basale boodschapjes daarin. En zo is ze verraden, waarschijnlijk door een foute postbode die een brief van Bob moest bezorgen. Die postbode had door al die brieven wel door dat op dit adres Joden zaten. Mijn oma is terechtgekomen in de gevangenis in Groningen. Daarna is ze naar Westerbork gebracht en binnen 10 dagen op de trein gezet naar Auschwitz en daar vergast. Ze was pas 53 jaar.’

Heeft u nog spulletjes van uw vader en zijn familie?
‘Ik heb nog de zegelboeken van de oudere broer van mijn vader, Jo heette hij. Hij heeft dit denk ik gespaard toen hij 7 of 8 jaar was. De boeken zijn terechtgekomen bij een bovenbuurmeisje. Toen Bobs moeder moest onderduiken, hebben de Duitsers het huis leeggehaald, maar de bovenburen konden gelukkig nog allerlei spullen pakken. Mijn vader heeft zo’n 30 jaar na de oorlog bericht gekregen van het bovenbuurmeisje dat ze destijds die boeken van Jo had meegenomen, maar dat nooit had durven te zeggen. Ik ga deze zegelboeken nooit meer wegdoen want ze zijn van mijn oom Jo, en die is overleden in Kamp Sobibor. Mijn oom had een vriendinnetje, Dina. Samen zijn ze opgepakt. Ze werden in kamp Vught aan het werk gezet, een kamp in Nederland, en daarna naar kamp Sobibor gebracht, heel ver weg in Polen. Dat was een afschuwelijk kamp. Omdat ze zo jong en sterk waren, hebben ze nog lang gewerkt. Ze moesten bomen kappen voor de houtovens waarin alle mensen werden vergast. In Sobibor is, als een van de weinige kampen, een opstand geweest. Ik vermoed dat zij daarbij betrokken zijn geweest; alle jonge mensen deden daaraan mee. De bewakers werden uitgeschakeld, de hekken doorgeknipt en iedereen is gaan rennen… de bossen in. Ook Jo en Dina zijn de bossen in gevlucht. Ze hebben er een tijdje gezeten en misschien ook nog bij boeren in de omgeving. Maar na 14 dagen zijn ze toch ontdekt en alsnog doodgeschoten. ‘Auf der Flucht erschossen’, zo is dat opgeschreven door de Duitsers: op de vlucht doodgeschoten. Eerlijk gezegd vond ik dat een opluchting. Het lijkt mij een stuk prettiger om zo te sterven dan in een gaskamer.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892