Erfgoeddrager: Caithlin

‘Toen iemand flauwviel op het Jonas Daniël Meijerplein is hij gevlucht’

Daniel Teeboom is de zoon van Josef Teeboom.  Zijn vader is in 1923 geboren en was zeventien jaar toen de oorlog begon. Daniel heeft veel verhalen van zijn Joodse vader, die heeft moeten onderduiken, gehoord. Zakaria, Dragon, Caithlin, Soulaimane en Kaylen van basisschool De Kraal stellen hem vragen hierover.

Waar dook uw vader onder?
‘Omdat zijn ouders lid waren van de Communistische partij moesten ze onderduiken. Mijn vader moest vaak van onderduikadres wisselen. Omdat hij wist wie er lid was van de Communistische partij kon hij op goed geluk bij vrienden van vrienden aanbellen en onderdak vragen. Dat was niet altijd makkelijk, want als je onderduikers had moest je ook voor eten zorgen. Soms werd mijn vader ook wel op straat gezet. Dat was eenzaam. Hij ging dus van onderduikadres naar onderduikadres en miste zijn familie heel erg. Hij kon ze ook niet opzoeken. Soms maakte hij vrienden met de mensen waar hij onderdook, maar na een tijdje moesten ze toch weer afscheid nemen. Ook kon hij nooit zijn echte naam opgeven. Hij had een valse naam, Cornelis Doevedans. Hij kon dus niet echt zichzelf zijn.’

Is uw vader weleens opgepakt?
‘Bij de Communistische Partij in Amsterdam zaten veel Joden, maar ook veel antisemieten. Mijn vader mocht bij het onderduiken ook niet zeggen dat hij Joods was. Tijdens een razzia is hij een keer op straat gezet. Toen heeft een vrouw van een NSB’er hem geholpen om weg te komen. Dat laat zien dat er in een oorlog niet alleen goed en kwaad was, maar ook veel grijs gebied ertussenin.
Mijn vader was eerder ook gepakt bij de eerste grote Duitse razzia onder de Joodse bevolking van Amsterdam. Samen met veel andere Joden werd hij naar het Jonas Daniël Meijerplein gestuurd, waar nu het monument De Dokwerker staat. Dit was in 1941. Omdat er naast mijn vader een meneer flauwviel, wist hij te ontkomen. Hij had van de Communistische Partij geleerd dat momenten waarop mensen schrikken de momenten zijn om aan te vallen of te vluchten. Hij is gaan rennen en is uiteindelijk ergens in de stad opgevangen door een politieman die hem naar een veilig adres heeft gebracht.’

Waarom ging uw vader krantjes drukken?
‘In die tijd had je geen smartphone en internet. De enige manier om nieuws te verspreiden was via de radio, krant of film. Fake news had je toen ook al. De Duitsers brachten alleen maar goed nieuws over zichzelf naar buiten en verboden anderen om nieuws te verspreiden. Mijn vader had voor de oorlog al geleerd om krantjes te drukken. Voor de Communistische Partij was hij daarom belangrijk. Zo konden ze ander nieuws verspreiden dan alleen het nieuws van de Duitsers. Dat krantje heette ‘De Waarheid’. Op het verspreiden van zo’n krantje stond de doodstraf. Veel vrienden van mijn vader zijn daarom opgepakt.’

Erfgoeddrager: Caithlin

‘In ons hart zwaaiden we naar de mensen in de trein’

Met hun blaadjes vol met vragen in de hand ontvingen Jedaja, Caithlin en Parel mevrouw van Drie op hun school De Morgenster. Ze zei dat ze haar ‘ome Jo’ mochten noemen. ‘Dat vonden we heel grappig’. De kinderen waren best zenuwachtig voor het interview maar dat was snel voorbij toen ze merkten dat mevrouw van Drie heel aardig en opgewekt was.

Voelde u zich weleens verdrietig in de oorlog?
Mijn vader werkte voor de Spoorwegen op het terrein waar de wagons werden geparkeerd. Wij woonden aan het spoor. Mijn vader hoefde alleen het hekje door en dan was hij er. Toen de Duitsers de Joodse mensen met de trein naar de kampen vervoerden, stopten de treinen urenlang op dat terrein achter ons huis. Mijn moeder en ik zwaaiden dan altijd naar de mensen om ze moed in te spreken en om te laten zien dat we aan hen dachten. Op een dag was een man uit de trein ontsnapt, de Duitsers zochten hem overal maar konden hem niet vinden. Vanaf toen stond er elke keer aan het begin en het einde van de wagons een Duitse soldaat met een mitrailleur zodat niemand meer durfde te ontsnappen. Ik wilde weer naar de mensen in de trein zwaaien maar het mocht niet van mijn moeder. Ze was zo bang voor de Duitsers dat we binnen moesten blijven. In ons hart zwaaiden we naar ze. Ik voel nog de verdriet en machteloosheid.’

Kende u zelf ook Joodse mensen?
Mijn broer was met een Joodse vrouw en omdat ze een baby hadden, mocht zij langer blijven. Tijdens de oorlog zijn ze getrouwd. Ze trouwden precies op de dag dat huwelijken tussen niet-Joden en Joden verboden werd. Maar mijn broer woonde in Woerden en daar wisten ze nog niet van die regel. Dus konden ze toch gewoon trouwen en is het niet teruggedraaid. Van Woerden verhuisden ze naar Amsterdam. Dat was net op tijd, want er zijn daarna verschillende mensen in Woerden opgepakt. Maar ook in Amsterdam was het niet veilig voor de vrouw van mijn broer. Zij is nog een tijd bij mijn ouders ondergedoken.’

Heeft u nog herinneringen aan de bevrijding?
‘Een van mijn broers werkte als conciërge op het gemeentehuis in Uithoorn. Op de avond van 4 mei kwam hij en zei: “Kom ga mee!” Hij nam ons mee naar het gemeentehuis, ging naar binnen en pakte de vlaggenstok en de vlag. Hij hing hem uit op het balkon en het hele plein stroomde vol mensen. Het was heel spannend want de volgende dag was het weer een gewone werkdag en mijn broer ging dus naar zijn werk. De Duitse officier kwam naar het gemeentehuis, maar hij had niets in de gaten van wat er de avond ervoor op het plein was gebeurd. De bevrijding zelf herinner ik me ook nog heel goed. Het voelde heerlijk. De Canadezen kwamen over de brug gereden en het was groot feest in het dorp. Niet met drank hoor, maar iedereen was buiten en er werd gefeest en gedanst.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892