Erfgoeddrager: Angela

‘Ik organiseerde dagjes uit om Nederland te ontdekken’

Trees Samuel (71), ook wel tante Trees genoemd, komt met de taxi naar OBS Wereldwijs om geïnterviewd te worden over het koloniale verleden. Zelf woont ze in Holendrecht. Helaas heeft ze last van haar knie, anders was ze gewoon op de fiets gekomen. Aan Dila, Angela, Thishaineley en Carla geeft ze wijze lessen mee: doe je best op school, wees eerlijk en oprecht en dan word je een grote meid.

Hoe bent u opgegroeid in Suriname?
‘Ik had een hele fijne jeugd, totdat ik ongeveer tien jaar was. Toen gingen mijn ouders scheiden. Ik werd steeds van mijn moeder naar mijn vader gesleept en andersom. Als ik bij mijn vader was, bracht hij mij altijd naar zijn zus, mijn tante. Dat vond ik nooit leuk. Mijn tante had zelf een dochter en dat was haar prinses. Ik was niks voor haar. Toen ik zeventien was, ben ik terug naar mijn moeder gegaan en heb ik school afgemaakt en ben ik gaan werken. Later heb ik het mijn tante wel vergeven. Ze kwam naar Nederland en ze had hulp nodig. Ik heb er nooit meer wat van gezegd en ben gewoon doorgegaan.’

Welke koloniale sporen kent u?
‘We woonden niet in Nederland, maar we wisten alles over Nederland. Waar de Rijn was bijvoorbeeld. In Suriname heb je allemaal plaatsen met Nederlandse namen, zoals Groningen of Berg en Dal. Ook zie je het aan de achternamen van mensen. In Zeeland heb je allemaal huizen met achternamen van Surinamers op de gevel. Dat waren de huizen van plantagehouders en die hadden slaven in Suriname. De slaven werden vaak vernoemd naar die eigenaren.’

Waarom ging u weg uit Suriname?
‘In 1971 was mijn moeder met mijn stiefvader al naar Nederland gegaan. In de jaren daarna vertrokken ook mijn jongere broer en mijn zus. Toen ben ik ook gekomen, in januari 1975. Ik was toen vierentwintig. Het was wel wennen voor mij en mijn eenjarige dochter. Ik moest vooral wennen aan de kou. Maar mijn familie was hier al dus die vingen me goed op. Ik ontdekte zoveel mogelijk plekken in Nederland. Ik organiseerde ook dagjes uit voor Surinaamse mensen om de rest van Nederland te ontdekken. Nu ben ik hier al vijftig jaar. Al mijn vrienden en kinderen zijn hier. Ik zou niet meer terug willen naar Suriname, alleen als mijn kinderen ook zouden gaan. Ik weet ook niet hoe mijn leven eruit had gezien als ik in Suriname zou zijn gebleven. Soms ga ik natuurlijk wel terug voor vakantie. Dan ga ik het liefst naar het binnenland. Daar voel ik me fijn tussen de rotsen en met het water om me heen.’

Bent u wel eens anders behandeld om uw huidskleur?
‘Ik zat vroeger op een internaat waar nonnen aan het hoofd van de school stonden. Zij sloegen de kinderen. Ik heb dat nooit begrepen; hoe je zo gelovig kan zijn, maar tegelijk mensen zo slecht kan behandelen. Later toen ik in Nederland was, heb ik ook wel eens discriminatie meegemaakt op mijn werk. Er verdwenen elke dag spullen. Ik ben nooit direct beschuldigd, maar dat idee kreeg je wel. Op een dag werd ik boos, heb ik iedereen bij elkaar geroepen en gezegd waar het op staat. “Ik hoef jullie spullen niet. Jullie moeten je spullen netjes opbergen als je het gebruikt hebt.” Daarna heb ik nooit meer wat gehoord en is er ook nooit meer iets kwijtgeraakt.’

 

Erfgoeddrager: Angela

‘Snel ben ik tegen een huis aan gaan liggen’

Laura, Namdi en Angela zijn een beetje zenuwachtig voor het interview met Bob de Vries. Ze vinden het spannend dat hij helemaal naar hun school, de Morgenster in Zuidoost, komt. De zenuwen blijken niet nodig, want meneer de Vries is ontzettend aardig en stelt hen meteen gerust. Ze mogen alles vragen! Hij heeft mooie, bijzondere en ook heftige verhalen over de oorlogsjaren in Driemond.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Die begon voor onze gemeenschap eigenlijk al een half jaar voor de oorlog uitbrak. In een fabriek waar vogeltjesvoer werd gemaakt werden Nederlandse soldaten gestationeerd, voor het geval de oorlog zou uitbreken. De soldaten moesten van tijd tot tijd marcheren. Een trommelaar en een trompettist liepen voorop. Dat vonden wij prachtig en dan liepen we altijd mee. De soldaten zingen altijd als ze marcheren. Ze kwamen vaak ‘s avonds bij mijn ouders koffie drinken, want er was verder weinig te doen in het dorp. Toen de oorlog begon, op 10 mei 1940, werd ik wakker van vliegtuiggeluiden. De vliegtuigen gingen Rotterdam bombarderen. Dat was een erg angstig moment. Op de radio hoorden we dat de oorlog was begonnen en Nederland zich zou verzetten. Onze soldaten waren alleen helemaal niet goed voorbereid. Ze zaten op een fietsje in plaats van in een tank.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘Wij hadden het best goed. Mijn vader had een groot stuk land van 1100 m2. Daar verbouwden we zelf groente en aardappelen op. In de winkels was niks meer te krijgen aan het einde van de oorlog. We kregen op een zeker moment bonnen waar je eten mee kon halen. Dan ging je met je pannetje naar een gaarkeuken en dan werden er een paar scheppen eten in gedaan. Mijn moeder en zus zijn verschillende keren naar Overijssel gereden om groente en aardappelen te halen. Ze gingen daar op de fiets naartoe. Moet je nagaan, dat is zo’n honderdvijftig kilometer! De banden waren van autobanden gemaakt, die gingen om het wiel heen met een nietje. Soms werd het eten bij de brug bij de IJssel ook nog eens afgenomen door de Duitsers. Gelukkig is dat bij hun nooit gebeurd. Er waren op een gegeven moment ook geen kolen meer, dus moesten we hout stoken. Daarvoor zaagden we bomen om, wat natuurlijk niet mocht. We werden een keer aangehouden door de politie en toen moesten we onze bomen laten liggen. De zaag stak de politieagent zelf in zijn zak. Later, toen de oorlog was afgelopen, kwam hij de zaag terugbrengen.’

Heeft u bombardementen meegemaakt?
‘Op een zeker moment, later in de oorlog, moest Amsterdam beschermd worden. De Duitsers lieten de polders in Zuidoost onderlopen, zodat de geallieerden niet over het land Amsterdam in konden komen. De wegen die naar Amsterdam liepen, konden de Duitsers dan beter bewaken. Op een gegeven moment waren we op straat aan het hockeyen. En wat gebeurde er toen? Er kwamen tien Engelse vliegtuigen over en die gooiden bommen naar beneden. Ze probeerden de brug te bombarderen, maar dat is niet gelukt. Ze hebben in totaal twintig bommen naar beneden gegooid, maar de brug werd niet geraakt. Wel vielen er twee doden. Een jongen van een jaar of twintig liep daar in de buurt en werd geraakt door een granaatscherf. De ander was een dokter uit Weesp. Ik weet nog dat ik snel tegen een huis aan ben gaan liggen om me te beschermen. Gelukkig is het met ons toen goed afgelopen. In Weesp werd de brug ook een paar keer gebombardeerd om de spoorweg te vernietigen. Ook dat is niet gelukt. Ergens was het ook wel weer mooi dat onze polder werd ondergelopen. Het waren strenge winters en op den duur konden we honderden meters schaatsen op een hele grote plas.’

   

 

Erfgoeddrager: Angela

‘Opgepakt terwijl ik op zoek was naar eten’

Dick Voorwerk was veertien toen de Tweede Wereldoorlog begon en werkte in de oorlog bij boekbinderij Proost en Brandt op het Rusland in de Nieuwmarktbuurt. Angela, Isotta, Juliette en Merle interviewden hem.

Had u Joodse vrienden?
‘Ik had een collega op het werk. De Jodenbuurt was vroeger afgezet. Wij mochten er niet komen.
Mijn vriend Wim had een fietsenstalling naast zijn huis, die had zijn vader gekocht. Op mijn werk maakten we bijbels en psalmboeken van heel dun papier. Daar werd een rand van afgesneden en daar kon je sigarettenvloeitjes van maken. Ik nam dat papier stiekem mee naar huis. Ik vertelde aan Wim dat ik die vloeitjes had. Hij zei: “Ik geef jou 50 cent voor een pakje en dan vraag ik er een gulden voor.” Voor de oorlog kostte dat 1 cent, maar alles was schaars. Ze noemden dat de zwarte handel.
Na de oorlog zei ik tegen Wim: “Jij hebt lekker verdiend aan die vloeitjes.”
Hij zei: “Nee, weet je waarom mijn vader die stalling heeft gekocht? We hebben een dubbele muur gebouwd. Wij hadden Joodse vrienden in huis achter die muur verstopt.” Met het geld van de sigarettenvloeitjes konden ze de onderduikers onderhouden.’

Gingen uw ouders nog naar het werk?
‘Mijn vader was chef van de timmerwinkel op de scheepsbouw. In de oorlog werden er Duitse boten gerepareerd. Een Duitse matroos pikte een stuk gereedschap. Mijn vader gaf die vent een lel. “Kom niet aan mijn gereedschap!” De baas van het bedrijf stuurde mijn vader naar huis: “Dat had je nooit moeten doen! Je kan gevangen genomen worden!”
Thuis vertelde hij mijn moeder dat hij niet lekker was en naar bed ging.
’s Avonds werd er op de deur gebonkt: twee Duitse Polizei kwamen binnen. Mijn vader hoorde dat en hij trok de dekens over zijn hoofd. Een van de agenten zag het haar van mijn vader boven de dekens en zei tegen de ander: “Houd je kop, de kinderen slapen!”
Mijn vader dacht: “Ze komen me halen!” 
Maar de Duitser zei: “We komen voor de verduistering. Jullie gordijnen zitten niet goed dicht.”’

Heeft u ook iets vervelends meegemaakt?
‘Ik was net 18 jaar geworden en stond te liften om naar de boeren te gaan, toen een paar landwachters mijn papieren wilden zien. Ik vertel hem dat ik in de boekbinderij werkte en dat ik naar de boer ging, omdat ik honger had. Toen werd ik opgepakt en naar een plaatsje in Oostenrijk gestuurd. Daar heb ik aan de spoorbaan moeten werken. Vanuit Oostenrijk wilden twee vrienden en ik naar de Amerikaanse linie gaan. We gingen liften, maar de auto rijdt weg met mijn kameraden én mijn spullen. Ook mijn persoonsbewijs! Vlakbij de grens van Tsjechië moest ik mijn papieren laten zien. Toen ben ik opgepakt en in een oude schuur gevangengenomen. Ik weet nog steeds niet hoe, maar ze zijn er gelukkig achter gekomen dat ik niet jokte over wie ik was. Ik kreeg papieren voor de trein. Ik kwam bij de Amerikaanse linie en werd naar het Internationale Rode Kruis in Praag gestuurd. Ik meldde me daar, ze keken in hun papieren en vroegen mij naar mijn vrienden. Het bleek dat zij daar ook waren! We waren zo blij om elkaar te zien! Vanuit Praag zijn we teruggegaan naar Nederland. Het was voor mij een leerzame tijd. Zo denk ik er naderhand over. Toen niet.’

foto’s: Marieke Baljé

 

 

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892