Erfgoeddrager: Ambreen

‘Als ze nog licht zagen, schoten ze als waarschuwing in de lucht’

Jael, Sharoni, Ambreen en Reda wandelen door het Rembrandtpark van de Corantijnschool naar het huis van Mien Hak. Zij was bijna drie jaar toen de oorlog begon en woonde toen een straat achter waar ze nu woont. Daardoor kan ze vanuit haar huiskamer naar buiten wijzen tijdens de verhalen uit de oorlog.

Hoe was de oorlog voor u?
‘Er gebeurden natuurlijk veel nare dingen. In het begin was ik nog klein, pas drie. Van die periode heb ik niks meegekregen. Maar toen ik wat ouder was, merkte ik het wel, de beperkingen vooral. Als we op straat speelden en het luchtalarm klonk, moesten we snel naar binnen. En ik zag dat mensen om me heen honger hadden. Zelf had ik het niet heel moeilijk, al heb ik wel tulpenbollen gegeten omdat er niet veel anders was. Alles was op de bon. Op school kregen we één keer per dag pap.’

Kon u gewoon naar school?
‘Ja, ik ging in die tijd net naar de kleuterschool. Maar later hebben de Duitse soldaten mijn lagere school ingepikt. Toen moest ik helemaal naar een school aan het Surinameplein. Op die lagere school – de Van Wassenaarschool in de Chasséstraat – herinner ik me een leraar. Hij was Joods en werd weggehaald waar iedereen bij was. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd.’

Wat is het ergste dat u in de oorlog heeft meegemaakt?
‘Het engste dat ik meemaakte, was toen een man op klaarlichte dag voor mijn ogen werd neergeschoten door een Duitse soldaat. Ik wandelde met mijn moeder over straat en zag dat iemand tegen een muur moest gaan staan. Enkele seconden later lag hij dood op de grond. Ik was nog heel erg klein, maar dat beeld zal ik nooit vergeten. Ook heel erg was dat mijn vader van de honger opgezwollen voeten had. Dat heet hongeroedeem. Daar is ie nog een tijd behoorlijk ziek van geweest. Verder is er in onze familie gelukkig niemand omgekomen. Ik vind dat we op 4 mei allemaal stil moeten zijn voor de omgekomen mensen. Als ik zie dat mensen dan gewoon doorrijden, word ik boos.’

Hoe zag de buurt er in die tijd uit?
‘Als je nu naar buiten kijkt, zie je het park en het zwembad. Erachter zijn huizen. In de oorlog was deze straat er nog niet. Mijn straat, hierachter, was de rand van de stad. Hier en verder naar buiten de stad was het platteland, met tuinderijen. Duitse soldaten waren daar gelegerd. We moesten de ramen verduisteren en als ze nog licht van binnen zagen, schoten ze als waarschuwing in de lucht. Dat deden ze ook op andere momenten. Zo gingen de tienermeisjes wel eens naar de soldaten, omdat ze die leuk vonden. Hun ouders riepen hun dochters terug naar huis, maar dan schoten de soldaten in de lucht om aan te geven dat die ouders zich er niet mee moesten bemoeien. Na de oorlog werden de meisjes kaalgeschoren en wel door de straten gereden. Uit wraak. Uit die tijd herinner ik me de voedseldroppings. Zweeds wittebrood was ontzettend lekker. Maar dat komt vast ook omdat ik enorme honger had.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892